zaterdag 24 augustus 2013



Bas Prouve
(Kortverhaal naar aanleiding van de 'Grote Lowlands Schrijfwedstrijd 2013')


 
Bij elke hap proefde ik een grijze leegte. Nooit variatie, onbekende extremen, degustatie was voor mij een loos begrip. Tot ik Ab leerde kennen op een kleinschalig festivalletje in de buurt. We raakten aan de praat bij het hotdogkraam, waar hij met ongeloof naar me staarde toen ik de knijpfles mosterd half leegspoot op de dampende frankfurter.
‘Een fan van tranende ogen en een branderige keel, jongeman?’ vroeg hij me vriendelijk nadat ik een eerste stevige hap gretig opkauwde.
 
Veel mosterd, weinig mosterd, wat maakt het mij uit. Op die manier glijdt alles beter binnen, argumenteerde ik met een lege mond.
 
Al sinds mijn geboorte at ik, in tegenstelling tot mijn twee oudere broers, altijd zonder morren mijn ganse bord leeg. Expressieloos schrokte ik mijn portie naar binnen, elke dag weer. Het maakte mijn beide ouders vreselijk ongerust, vooral na de voedinglijdensweg die ze met hun twee oudste zonen hadden afgelegd. De volkse uitdrukking ‘eten wat de pot schaft’, was bij hen nog steeds met mondjesmaat aan het doordringen, maar bij hun benjamin Bas ontbrak elke weerstand. De ouderlijke bezorgdheid deed me op de onderzoekstafel van het ziekenhuis belanden en een heel arsenaal aan testen later was de conclusie van de specialisten unaniem: het totale gebrek aan smaakpapillen en geurslijmvliezen veroordeelde me tot een leven zonder enige nuances. Een onzichtbare handicap in een wereld vol culinair vernuft. En overal overdaad. Zo ver als ik maar rond me kan kijken. Ook op taalvlak werd ik geconfronteerd met obstakels. Want, o ironie, mijn achternaam doet het tegenovergestelde vermoeden. En vertel mij nu eens wat in godsnaam ‘door de zure appel heen bijten’ zo erg maakt? Vreemden mochten mij knollen voor citroenen verkopen, ik merkte toch geen verschil. Een appel is een appel, een appel is een peer, een peer is een wortel, en zo kan ik nog wel even doorgaan. Ook voor mijn broers was het geen lolletje, want bij mij hadden hun winderigheidscapriolen geen effect. Ik bleef lekker zitten aan de keukentafel met mijn huiswerk wanneer moeder bloemkool klaarmaakte. Mijn lieve ouders probeerden echt alles om mijn smaak weer op gang te krijgen: ‘kleurentherapie’ (al dan niet onder hypnose of als meditatiehulpmiddel), ‘zuiveringen van het strottenhoofd’, ‘eucalyptuskuren’ (om ‘iets’ los te weken), niets hielp. Bij elke hap proefde ik nog steeds dezelfde grijzigheid. Bitter, zoet, zuur, zout, pikant? Geen idéé! Het enige wat ik kon onderscheiden, waren de temperatuur en de structuur van het voedsel. Vezels, korrels of iets puree-achtigs, koud of warm tot heet: dat verschil was me wel duidelijk. Maar met het ‘voelen’ van voedsel, daar kom je niet zo heel ver mee.
 
 
Twee jaar geleden veranderde mijn leven. Toen ontmoette ik Ab. 59, muziekleraar in ruste, gepassioneerd whiskyconnaisseur met grote, sierlijk witte snor en bovendien een zeer verdienstelijk amateurkok. Nadat ik hem mijn volledige verhaal had verteld, glimlachte hij zacht. Misschien heb ik wel een alternatieve oplossing voor jouw ongemak.’ Zo nodigde hij me uit in zijn eenvoudig huisje, enkele dorpen verderop. Nauwelijks vijftien minuten fietsen, verwaarloosbaar als je zo nieuwsgierig bent als ik.
 
 
‘Het zal niet eenvoudig worden, maar als jij het nodige geduld toont en voldoende motivatie aan de dag wil leggen, lukt het ons wel. Ik ben al vanaf mijn pensioen bezig om een link te leggen tussen muziek, eetlust en smaak. Wat als ik je nou zeg dat de manier waarop onze hersenen op muziek reageren, vrij identiek is met de manier waarop we iets proeven? De prikkels die we doorsturen naar onze hersenen zijn heel complex, en het is al bewezen dat ons wonderlijke brein de hinder van technische defecten in ons eigen lichaam kan beperken of zelfs herstellen. Volgens mij kan ik jou aan de hand van flarden muziek een meer intense beleving bezorgen bij het verorberen van een bepaald gerecht. Aan de hand van mijn zogenaamde ‘Vitatonen’ voed ik jou met de muzikale evenknie van elke smaaksoort. Het systeem werkt misschien nog niet helemaal zoals het hoort, maar daar zou jouw hulp wel van pas kunnen komen. De rol van een zelf notities nemend proefkonijn, kan je die aan? Want het wordt een werk van lange adem. Smaken verschillen, maar veel dichter bij een bijna perfecte smaakherkenning zullen we niet komen,’ kreeg ik vooraf te horen.
Geen probleem, Ab! Natuurlijk wilde ik me er ook eindelijk iets bij kunnen voorstellen wanneer ik een bitterbal in mijn mond duwde of een Frans kaasje binnenhapte. Er waren zoals reeds gezegd al veel mislukkingen voorgegaan, dus ging ik graag voluit mee in zijn experiment.
Een week na onze ontmoeting op het festival waren we al druk in de weer. Telkens weer dezelfde procedure. Hij bereidde enkele gerechten, heen en weer hollend in zijn goed geëquipeerde keuken en bulderde na het proeven het ene na het andere muzieknummer door de betegelde ruimte. Met mijn kladschriftjes op de schoot zocht ik tussen zijn immense collectie cd’s en vinyl de respectievelijke stukken en draaide ze loeihard op de stereo. De namen en uitvoerders noteerde ik nauwgezet in mijn ‘smaakbibliotheek’. In het begin had ik er de nodige bedenkingen bij, maar de straffe openbaringen die ik aan de hand van zijn eerste keuzes deed, hielpen me om vol te houden. Tussen solsleutels en single malts proeven door werd Ab mijn gids in smaakland. Zijn keuzes zijn gebaseerd op de muziekstijl óf de liedjesteksten, óf de sfeer van het stuk, óf op al die aspecten samen. Ik hoorde heel veel jazz, veel zuiderse muziek ook. Streepjes techno, tango en hoempapa. New-waveklassiekers, xylofoon en bagpipes passeerden ook de revue. Ik hoorde Chet Baker passeren met ‘Moon Love’, met Sade haar ‘Paradise’ en ‘The Girl from Ipanema’ toen Ab ‘karamel’ labelde. Gambas met rijst in een kerriesaus werd gekoppeld aan ‘El Gatillo’ van Calexico, ‘Rock Lobster’ van The B-52’s en ‘The sea from Sheherazade’ van Bach. Je kunt het zo gek niet opnoemen, of Ab wist er wel een ‘objectieve’ muzikale weergave van. Objectief als in ‘lichtjes gekleurd door de port of witte wijn’, dat is best mogelijk. Het versterkte zijn waarnemingen, dixit Ab.
Het is en blijft nog steeds een onwaarschijnlijke obsessie. Vis- en vleesproducten, gevogelte en schaaldieren, sauzen en kruiden, groenten en fruit, snacks en dranken, tot aan de desserts toe: ik beoordeel werkelijk alles. Als je het in je mond kan stoppen, staat het in mijn lijstje, met alle mogelijke bijhorende songs uit de meest uiteenlopende genres. Nogmaals met dank aan Abs deskundige oordeel: welke plaatjes passen hier bij? Ontelbare proefsessies heeft mijn held achter de rug. Dankzij zijn oneindige muziekkennis en overeenkomsten met platenmaatschappijen groot en klein, hebben we nu ook de Vitatoon-app ontwikkeld. Zo kunnen alle ‘Smaaklozen’ zich vanaf nu tenminste een vaag idee vormen van hetgeen ze in hun mond stoppen. De kracht van verbeelding uit de oortjes van een smartphone vult de smaak aan terwijl men kauwt. Een ingewikkeld samengesteld menu voor de boeg? Combineer snel de geschikte afspeellijsten, druk op ‘PLAY’, sluit je ogen en laat de muziek je meevoeren naar een proefhemel…
Over ‘hemel’ gesproken. Deze app wil ik graag opdragen aan Ab Bonkers, die enkele weken na het voltooien van onze smaakbibliotheek overleed aan de gevolgen van een veel te hoog cholesterolgehalte. Ondanks herhaaldelijke waarschuwingen van zijn huisdokter kon hij het niet over zijn hart halen zijn ‘Vitatonen’ in de steek te laten...


zaterdag 22 juni 2013

Portfolio Academie Woord 2010 - 2013


A) Literaire Creatie
1 Gedichten
3 ‘Krantengedichten’ (lukraak woorden aanstippen en dan als gedicht neerschrijven)
Taal heeft melodie
Zeg het me
als zij met genot
op brood bijt
Muziek loopt dichtbij
binnen een seconde
 
 
Kennis winden
binnen ogen en het voorbeeld
Peuteren mits ruimte
in de koe
Met La Paloma
als dom aroma
 
 
Bewindvoerders concluderen
sensoren knipperden
‘Sterfhuisconstructie’
met fonkelnieuwe noodlanding
Op Google Streetview
Gezichtsherkenning
op basis van koffie


Mijn muze
Uitgeput en uitgepuurd
Overbodig gepieker
Eindelijk af, bijna verzuurd
Het maakt mijn drang alleen maar zieker
Machteloze ziel
in een tragische concentratie
Wat moet ik toch aanvangen 
met die bizarre fixatie ?
Veert ze recht ? Knielt ze neer ?
Nu liefst geen val
van mijn pied-de-stal 

  
Hemellichaam
Ze hangt daar zo mooi te schitteren
Kraters en al
De heldere winterkou doet me bibberen,
maar’t is voor haar regelmaat dat ik val
Ze komt en gaat
Controleert zeeën en weeën
en oogst veel lof
in het heelal
Kijkend uit mijn Veluxraam
ga ik door met het bewonderen
Van Janneke Maan


MAS
Ongelooflijk, maf
te gek voor woorden,
Schandalig en straf
Kras!
Nog maar net af
en er zit al een barst
in het glas van ons MAS!
 
 
Moderellen
Hevige discussies, geruzie
tussen de rekken
Harde soldenstrategie
   ‘Wie was er eerst ?’
Eerst gepast of eerst gezien ?
Schelden, getrek en geduw
Huismoeders zijn sluw
Propere nagels, vuile truken
Topje scheurt, kledingStuk
Pret-à-porter in 1 ruk


De Stad
Aan kasseien geen gebrek
Koeken aan zijn poorten,
trotse Brabo in mijn nek
Elegante stroom zonder volt
Handjes, oevers en koffiebonen,
de buildrager die een shagje rolt
Pannenkoeken, wafels & ijs
Quinten Matsys blijft vertederen
Ook al ben ik weg, op reis


Park
Kinderwagens in alle formaten op een rij
aan de rand van de stedelijke graspartij
Moeders in gesprek over koetjes en kalfjes
over hele affaires en halfjes
Eekhoorns zijn niet de enigen
die vechten om een eikel
De drukte, het lawaai, het gesmos:
parken zijn gewoon een light-versie
van een bos

 
Treurdennen
Zilveren tranen stuiken neer
op koningsblauw tentzeil
Fatale vakantie-vlekken
Naaldloze defecte takken aan de gemutileerde den
verbergen hun jaloezie niet
Hogerliggende frisgroene naalden
kijken op hen neer
Houten oudjes huilen hete hars uit ellende
Zou mijn lichaamsgewicht in de hangmat
er iets mee te maken hebben ?
                                                        (20 juli 2011, Punta Krizã – Kroatië)
WATOU
(workshop Creatief Schrijven - 4 augustus 2012) Beeld + Gedicht

Greep
Na een wilde draf
klamp ik me vast
aan ongrijpbare poten
Een achterwaartse tackle
in pure beelden gegoten
 




Vieren
Houterig dansen,
vieren op de vliering
In oude stallen
met digitale dieren
 



Jezus
Hij komt er aan
Korrelig kinneke Jezus
Wat een verassing, ondanks alles
toch groot geworden
Met open armen verwelkomt hij
grondige hoop en staalhard geloof
In een stofjas gehuld
zal ook hij wederkeren
Maar heb alsjeblieft
nog wat geduld
 





2 Humor/Absurde teksten
 
 
Rita, de obese kalkoen
Ze keek naar links. Ze keek rechts. Alles vrij? Goed zo! Met gekke pasjes waggelde Rita naar de andere kant van de Huidevetterstraat, het welgekende winkelwalhalla van Antwerpen. Omstreeks sluitingstijd en met fonkelende oogjes vol shoplust kakelde ze zich een weg naar een sjieke damesafdeling. Meer precies naar de wand met accessoires, op zoek naar een vuurrode glimmende strik. Zenuwachtige kraaloogjes taxeerden de overvloed aan prullen.
Vera Clampeur, het archetype van de blonde verkoopster die misplaatste arrogantie verwart met discrete en stijlvolle bediening, stond drie meter verder tussen de robuuste kleerhangers een koppeltje te ergeren met onophoudelijk gekir. Nadat ze de boodschap eindelijk begrepen had en de aftocht blies, bemerkte ze de twijfelende Rita. Op haar luide pumps klakte ze richting gevogelte en herkende onmiddellijk de feestelijke buitenkans. Nog voor het volgevreten beest zelf een keuze had kunnen maken, was ze al getooid in een prachtige goudkleurige strik.
Een dure streep textiel, afgewerkt met kleine rode kerstballetjes. Het zat de gevederde klant werkelijk als gegoten. Maar dat Rita daar bovenop plots in een veel te kleine papieren zak gepropt werd door Vera, dat was een glazen winkeldeur te ver! De metalen kleerhanger die door haar keel en ingewanden gespiest zat, zou vrij snel een eind maken aan dit kerstdrama. Je kon Vera veel verwijten, maar dat ze heel handig uit de voeten kon met kleerhangers was wel een feit.
Drie uur later werd ‘Rita-met-bosbessensaus’ uitgeroepen tot het gastronomisch hoogtepunt van een emotioneel veeleisend jaar. Op de sober aangeklede feestdis bleef van Rita niet veel meer over dan wat afgekloven knoken en een zwartgeblakerde strik.
Veel belangrijker dan de rondgevulde buikjes van de familie Clampeur, was het besef dat het strikken van een kalkoen in het midden van de stad al bij al toch niet zo moeilijk bleek. En voor de liefhebbers van een krokante dubbele bodem: Kerstshoppen is moordend!

Genesis
Het was een zootje, die stoffige dinsdagochtend in het wijde Niets. Dag op dag exact 6 miljard jaar geleden had een Zwart Gat met rommelende darmen en waanzinnige buikkrampen zich aan twee felgekleurde melkwegstelsels vastgeklampt. ‘Oei-oei, dat gaat hier niet goed aflopen’, sakkerde het Zwarte Gat moedeloos. ‘Pruttel nu niet tegen, dan ben je er sneller vanaf’, kweelde Haley van op een aanzienlijke afstand, terwijl zijn staart voorbij flashte. Na het verorberen van meteorieten en een kleine geut supernova deed het Zwarte Gat eindelijk waar het goed in was: heelder stukken heelal opslokken en spacebrol uitspuwen. De druk op het diepste deel van deze slokop bereikte stilaan het punt van verzadiging. Oorverdovend trompetgeschal alom toen het verse aardbolletje het sterrennet in vlamde. Met alles er op en er aan: Vuur, water, gas en steen. Aan de fauna en flora op dit verse hemellichaam was weliswaar nog wat werk…
Luchthaven
De luchthaven is verre van veilig. De landingsbaan kan er nog wel mee door, maar de vertrekhal is spekglad vanwege de rondhuppelende roereieren en opgewonden ontbijtworstjes. Eiwit van de schrik voor tien hongerige en dikbuikige Duitsers die op de koop toe het grof geschut hebben uitgenodigd. Dronken douaniers drommen om het onfortuinlijke concept heen, benieuwd naar de kleur van plat getrappeld misverstand. ‘Welk zwijn heeft deze buitenkans afgeknald en laten sudderen in z’n eigen jus?’ jammerde de blinde airhostess tegen een hardnekkig gerucht. Laatstvermelde roddel hing al uren in de lucht, maar niet voordat een luchtverkeersleider er even zijn wijsvinger in had gestoken.
‘Een koekje, oké. Maar toch niet van hetzelfde deeg?’ sputterde zijn Duitse herder nog even tegen. ‘Daar bak je toch niks mee?’ joelden de Taxfreedomfighters en dansten heel de feestdag aan flarden in hun geurige guerilla-uitrusting. Ze bleven als hitsige nicotinepleisters op het paffende tarmac kleven. Van goede manieren bleef nu geen spaander meer heel en de juiste tactiek koos het hazenpad met een lichtreflecterende schijnbeweging. Inschepen met borden vol omelet, het is en blijft een risico!
3 Zeer Kort Verhaal
Landschap
Vanuit haar sobere bungalowkeuken kijkt Theresa wantrouwig naar de dreigende hemel.
‘Wat denk je Toldo, zal het hier losbarsten ?’
Toldo kwispelt zenuwachtig tegen de tafelpoten en de knokige beentjes van zijn bazin en gaat dan heel ongemakkelijk onder het veel te kleine keukentafeltje liggen.
‘Bangerd !’, gilt ze naar de verontruste Dalmatiër, die angstig naar buiten staart.
Door het gaas van haar weduwesluier ziet Theresa de donkere wolken samenklitten boven de Alpen. Dit verschijnsel doet haar helemaal niets. Niet zoals die andere gril van de natuur waar ze 55 jaar mee getrouwd was. De gigantische sparren aan het eind van het steile bergpad deinen moedig met de krachtige windvlagen mee.
‘Veel wind, dat ben ik gewoon. Op de meest ongepaste momenten.’, lacht ze het gerommel dat uit de wolken neerdaalt weg. Het rustig kabbelend bergriviertje aan het eind van de helling wordt stilaan overstemd door de aanzwellende storm die over de bergkam giert.
‘Eigenlijk wel fijn dat ik dat vreselijke riviertje even niet moet aanhoren. Het lijkt te veel op het lawaai van zijn opzettelijk luidruchtige plasbeurten. Kan ik eindelijk doorslapen.’
Het gehuil van de hevige windstoten doet haar terugdenken aan het dronken gewauwel in de woonkamer tijdens nachtelijke braspartijen met de dorpsidioot.
‘En zou je niet beter verhuizen met al die pijnlijke herinneringen onder dit dak ?’, had haar kleindochter vorige week nog voorgesteld.
‘Koeien en zuurstof , meer heb ik niet nodig!’ galmde door de veranda. 
Straatmuzikant
(5 verschillende versies: scenario/krantenkop/lied/sixletterstory/scifi)
 
 
1 Scenario
‘Hello-hello, ik ben Pedro en ik doe ook verzoeknummers!’, ‘Hello-hello, we all sing along, sing a-long’ Hey! Jij daar, stop daarmee!’
Pedro bemerkt in het bescheiden groepje toeschouwers een besnorde oude man met zijn rimpelige handen in de boodschappentas van een nietsvermoedende kokette dame graaien. De vrouw trekt grote ogen wanneer Pedro ‘Hey!’ in haar richting roept.
 ‘Wie, ikke? Ik doe toch helemaal niets verkeerd, jongeman?’
 ‘Nee, niet U, mevrouw, HIJ DAAR, ACHTER U!’
Met een atletische sprong staat Pedro twee seconden later aan de andere kant van zijn gitaardoos. Hij grabbelt over de eerste rij mensen net naast de kraag van de zakkenroller, roept ‘Opzij!’ en zet de achtervolging in. De oude dief is geen partij voor de goedgetrainde straatartiest. Nog voor ze de overkant van het plein bereiken, tackelt hij de pickpocket. Met een stevige greep houdt hij de man in bedwang tot de politiecombi arriveert.
 
 
2 Krantenkop
“BUSKER VAT DIEF OP PLEIN”
 
 
3 Lied uit de Middeleeuwen
Een troubadour kliste een dief
Met zijn hand in iemand anders zijn gerief
Oh de rechtvaardigheid na deze laffe daad
Deze nobele held van de straat
speelde vrolijke nootjes op zijn luit
En de oude dief droop af
zonder buit
 
 
4 Six-Word-Story
De gitaardoos was leeg bij terugkomst
 
 
5 Science-fiction
Droid Pedro0012 staat de lange stroom eco-vluchtelingen een beetje te entertainen aan de rand van de kleine woestijnstad. Wanneer hij zijn volgende astronautenlied aanheft, valt zijn bionisch oog op een oude hagedisman aan de kant van een zandgeul. De reptielachtige figuur probeert krampachtig wat kostbare metalen uit een lijk te peuteren. Het lichaam van de gesneuvelde Sterrenjager is al in ver gevorderde staat van ontbinding, maar verdiend meer respect dan die oneerbiedwaardige dissectie. Met één krachtige laserbeweging blaast Pedro0012 de onrespectvolle mutant enkele meters verder. Deze blijft verlamd tegen een kleine hangar liggen tot een patrouille van de RuimteFederatie hem oppikt en terugbrengt naar zijn reservaat.
 
 
4 Observatie/Korte klasopdrachten
 
 
Merel (vogelperspectief)
De zon gooit al een warme gloed over de horizon als Merel gracieus haar vleugels uitslaat en zich van op de kerktoren de diepte in stort. Ze ziet in haar valbeweging de kleine, tot stipjes herleide mensen krioelen als mieren. Ze wriemelen door elkaar tussen de kraampjes van de jaarmarkt, dus vandaag zijn het extra veel stipjes. Wat een pracht ! Ze fladdert krachtig verder en na een wijde bocht over de rivier die de stad in tweeën snijdt, ziet ze in de verte een naaldwoud opdoemen. De dennentoppen lijken haar gevederde buikje net niet te kriebelen terwijl ze er rakelings over scheert.
‘Donkergroen onheil, hier heb ik niets te zoeken’, bedenkt ze en verandert zelfbewust haar koers. Ze ziet haar geliefde bestemming al van ver liggen: de felgele akkers en helgroene weilanden waar ze zo graag sappige insecten uit de lucht plukt. En ze is niet alleen want onder haar flitst een troep zwaluwen met identiek dezelfde plannen.

                          
Vernederingen
Na de jarenlange vernederingen die hij had moeten ondergaan op de werkvloer, besloot Hugo dat het welletjes was geweest. Nu was zijn tijd gekomen. Na het driftig hertimmeren van haar gelaat zou zij, het manwijf met een afkeer voor persoonlijke hygiëne, het woord censuur nooit meer in de mond kunnen nemen


Ochtendruzie tussen echtgenoten

‘Nee, ik blijf er bij, Gary. Je doet dadelijk die gifgroene joggingbroek weer uit en je trekt die zwarte pantalon aan die ik gisteren van de stomerij heb afgehaald. Of je kan fluiten naar je koffie.’

‘Maar die broek spant zo in mijn kruis. Als ik me in mijn gemakkelijke zetel nestel, is het net alsof mijn edele delen door 2 marmeren boeksteunen bijeen gedrukt worden. Dat hou ik juist geteld 15 minuten vol en dan gaat die broek weer uit. Heb je liever dat Lisa en de klanten me in boxershort door de praktijk zien flaneren ?’

‘Tut-tut. Er hangen nog genoeg andere exemplaren in je kleerkast.’

‘Maar…’

‘Niks te maren, terug naar boven. En haast je want de kinderen rijden vandaag met jou mee. Het is jouw beurt om ze heelhuids aan de schoolpoort af te leveren’

‘Ook dat nog…’

'Wat zeg je ?’

‘Dat er toch helemaal niemand in de praktijk rondloopt die aanstoot gaat nemen aan mijn vlotte tenue? Heb je de outfits van mijn doorsnee patiënten al eens goed bekeken ?’

‘Dat is nog geen reden om als een achtergestelde woonwagenbewoner voor de dag te komen. Hup naar boven voor een deftige broek. En geen smoesjes meer !’

‘Tegenover mijn groepje psychiatrische patiënten ben ik met deze broek nog te chique gekleed. En zoiets werkt vaak contraproductief.’

‘De enige die op dit moment contraproductief werkt ben jij. Naar. Boven. Voor een deftige broek.
Je gaat de deur niet uit met dat lelijke vod aan je lijf. En verwacht vandaag geen sandwiches met speculoospasta in je boterhammendoos...’



Dialoog kok-kelner
KO - Wanneer vertrekken die twee kwartels ?
KE - Twee kwartels ? Waar ?
KO - Voor je neus. Op dat dienblad.
KE - Oh, dat gevogelte ! Zijn die voor mij ?
KO - Nee, tafel negen zou ze graag proeven. Tenminste, als je er niets op tegen hebt ?
KE - Nee hoor, ik weet zeker dat jij straks ook iets heerlijk gevleugeld voor me fixt. Met jus.
KO - Met jus nog wel. Het zal eerder iets met gehakt worden als je zo doorgaat.
KE - Hoezo ?
KO - KWARTELS !
KE - Ja, ja. Ik ben niet doof. Die staan hier. Je hebt ze me net nog aangewezen, weet je het  nog ?
KO - Waar heb jij in godsnaam school gelopen ?
KE - Waarom ? Ben je niet tevreden ? Ik ben toevallig wel opgeleid door het echte leven. Het viel zomaar in mijn schoot en ik ben er niet ondankbaar om.
KO - KWAR-TELS ! NU !
KE - Denk je nu echt dat die beesten zullen luisteren naar een brulboei als jij ? Spreek ze aan met wat meer respect en hartelijkheid, dan krijg je er zeker meer van gedaan.
*Potten rammelen – Glazen breken – Ober vliegt *
 
 
5 Columns
 
 
Het witte blad
Overwin die maagdelijk witte schrijfdrempel met een sierlijke duik in dat wonderlijke letterbad. Probeer woordensalto’s op deze springplank naar prille kladversies. Kribbelen, doorhalen en herschrijven. Schrap het overbodige en voeg aantrekkelijke adjectieven toe. Het angstbeeld van een wit blad papier is als een blafgrage hond die nooit zal doorbijten. Aai je tekstualiteit tot de geschikte letters, weloverwogen woorden en zinnen zich aanbieden. Frequenteer die hondenwei vol interpunctie. Laat je taalgebruik kaïeten bij spellingblunders. Borstel fout gekozen uitdrukkingen en vage beschrijvingen weg. Koester het zwoegen bij de opbouw van een tekst. Aanschouw het kwispelstaarten van je versgeschreven A4’tje wanneer de onoverzichtelijke woordenbrij de gewenste vorm heeft aangenomen. Het is een begin.          
Broekenparfum
Antwerpen-Noord en de omliggende gemeenten zijn niet echt streken waar ik de laatste tijd veel aandacht aan heb besteed, maar ik moest er onlangs toch zijn. Om even iemand thuis te brengen. Een treinstakingslachtoffer uit Ekeren. Toen ik mijn werkwillig vrachtje gelost had, merkte ik dat de volgende dwarsstraat op een bekend kruispunt uitkwam. Een reeks laagbouwgevels met een koningsblauwe luifel. Meeval! De auto kan ik vlot in een vrije parkeerplaats manoeuvreren. Waar is de naam op de luifel naartoe? Aangezien er niets meer op het programma staat vandaag, stap ik nieuwsgierig de winkel binnen. Zouden het nog steeds dezelfde winkeleigenaars zijn? Ik herinner me de struise moederkloek met luide stem achter de kassa en haar 3 vrij onaantrekkelijke, maar heel gedienstige dochters nog heel goed. Mijn ganse kindertijd heb ik in de doolhof van dit hoekhuis-met-magazijn alle kleinste hoekjes verkend die er maar te verkennen waren. En het was me daar een boeltje! We noemden het de ‘denim-bunker’, een lage en slechtverlichte aanbouw. Propvol gestouwd met jeans- en corduroybroeken. En qua winkelinrichting is de tijd gewoon blijven stilstaan. Nog steeds die rare, penetrante geur. Een muffe exotische mengeling van zweet en textiel. En slechte parfums, vermoedelijk afkomstig van de drie dochters. Tot begin de jaren negentig reden we om de 6 maanden naar jeansmagazijn ‘De Kolenboer’ voor nieuwe pantalons. Voor heel de familie. Vaderlief werd toch altijd thuisgelaten. Om verschillende redenen. Hij wou sowieso niet en volgens moeder kwamen we vooral met zaken thuis die we niet echt nodig hadden. Het duurde dan nog eens dubbel zo lang erbovenop. Als we dan na enkele uren passen en afrekenen (het was er àl-tijd lang aanschuiven aan de kassa) terug thuiskwamen met onze buit, was het alsof er nog een wolkje Kolenboer ontsnapte uit de plastic draagtassen. De andere klanten kijken een beetje bezorgd nu ik hier in het midden van de dag en een jeanswinkel sta en mijn ogen af en toe sluit. Het kan me niets schelen. Ik laat mijn vlezige rolluikjes zakken, neem diep adem, blaas rustig mijn longen leeg en kan me een heerlijk tafereel haarscherp voor de geest halen. Het duurt telkens niet lang, maar de geur van de winkel is nog sterk genoeg om de diaprojectie in mijn hoofd van beelden te voorzien. Het is exact dezelfde walm die toen uit de draagtassen opsteeg. Het katapulteert me weer naar de tijd dat we nog met zijn vieren waren. De stilaan lang vervlogen periode dat we nog een pa hadden. Ik sluit de ogen en zie hem met een halve blik uit de woonkamer gluren en keuren wat ma op de kop getikt had om hun twee roodharige nakomelingen te kleden: kniebroeken!
Onbetaalbaar.
 
 
Verkeer(d)! (ergernisverhaal)

Eén bruikbaar vel toiletpapier na een uit de hand gelopen grote boodschap.
Lege bancontactautomaten, volle vuilniszakken die op de meest onmogelijke momenten doorscheuren en plakkerig zand tussen je tenen na een strandwandeling. Onvoldoende zendbereik om een dringende sms te kunnen versturen, verkeerde bestellingen of ontbrekende items in je papieren afhaalzak van een hamburgerrestaurant. De soundtrack van non-stop gillende kleuters aan een schier eindeloze rij tot de rand gevulde winkelkarretjes die bumperklevend en tergend langzaam naar twee van de acht geopende kassa’s toe kruipen. Waar het anders zo ongenadige scannerpistool niet echt wil meewerken.  
Het zijn slechts enkele voorbeelden van micro-ergernissen die me wel eens een kleine vloek doen ontglippen. Onverwachte ‘ongemakjes’, maar wat mij persoonlijk betreft nog vrij ‘beheersbaar’ in de dagelijkse omgang. Op de ‘Binnenfretterij’-schaal van 1 tot 10 scoren ze een magere 4. Het zijn plaagstootjes in vergelijking met mijn eigen, niet klein te krijgen KwelKampioen.
Scoort een vlotte 10/10 en komt van achter het dashboard gekropen op het moment dat ik de stresssleutel in het contact friemel. De 30.000 autokilometers woon-werkverkeer die ik jaarlijks afhaspel zitten er natuurlijk voor iets tussen. Je weet niet wat je ziet op onze nationale autowegen: eigenbelang en ‘je-m’en-foutisme’ heersen. Het recht van de sterkste en brutaalste. En kan er mij iemand vertellen waar in godsnaam de hoffelijkheid gebleven is?
Zie daar mijn grootste ergernis: Het Verkeer. Specifieker? Drukke kruispunten waar iedereen gewoon blijft aanschuiven, zonder zeker te zijn dat ze de overkant halen. Lukt dat niet? ‘Spijtig, maar ik sta goed.’, zie je ze gewoon denken. Het feit dat ze het hele kruispunt blokkeren, is op dat moment van ondergeschikt belang. Oorzaak nummer 1 van het fileleed in de stad. 
De irritatie bestaat vooral uit het feit dat ik wéét dat het me allemaal zal ergeren, maar dat ik me niet of nauwelijks zal kunnen beheersen. Gelukkig voor de andere weggebruikers blijft mijn razernij beperkt binnen de grenzen van ons eigen koetswerk en is er van fysieke agressie nooit sprake.  
Ik weet namelijk hoe ik tot tien moet tellen om te kalmeren. Ik ben op de hoogte van bepaalde meditatietechnieken die je ademhaling naar beneden kunnen halen.
Maar ik weet ook hoe mijn stuur smaakt. Geconfronteerd met de kortzichtige en egoïstische manoeuvres van andere chauffeurs, is het alsof mijn harde schijf plat gaat.
‘Grrr’ommen, scheldtirades met woorden waarvan ik niet eens wist dat ik ze kende, een plotse stijging van mijn bloeddruk. Met platte, uitgestrekte handen op mijn dijen kletsen, het hoofd afwenden. Het is geen prettig zicht, en al helemaal niet leuk om naast te zitten. Voor de duizend-en-zoveelste keer: ‘Sorry voor de geluidsoverlast, Eva!’.
Om zo’n verkeersincident te ontmijnen, hoeft zij me maar 1 vraag te stellen: ‘Zal ik je kepietje uit de koffer pakken? Dan noteer ik wel even het proces-verbaal…’  
Onmiddellijk resultaat. De moedeloze grijns op mijn gezicht verraadt de verdrijving van de explosieve bui waar ik me in bevond. Al is het opmerkelijk dat deze ezel zich toch altijd weer tegen diezelfde steen blijft stoten.
Ik hoop dat het wat mildert de komende jaren.
 
 
Paniek

Aan de voordeur aangekomen, sta je klaar om met trillende hand de sleutel in het slot te wriemelen, wil de buurman nog snel iets komen vragen!
Willekeurige getallen optellen. Aan een heerlijke vakantie terugdenken. Op of tegen een bank, muur of zetel zitten of aanleunen. Met een lichte kromming in de benen je knieën tegen elkaar aanwrijven. Diep in- en uitademen. Ter plaatse staan trappelen als een pinguïn die zich aan de voorselectie van ‘So You Think You Can Dance’ waagt. Hard in je vingers knijpen om je gedachten af te leiden van die plots opzettende behoefte. Iedereen beschikt zo wel over een persoonlijk verfijnde techniek om zijn eigen blaas te misleiden. Hét vraagstuk waar ik maar geen oplossing op kan vinden: waarom heeft de locatie waar je je bevind een invloed of je wel of niet moet ontlasten? Waarom beginnen mijn darmen zich onrustig te manifesteren bij FNAC en Decathlon, en niet in een ‘gewone’ supermarkt? Zweetdruppels op het voorhoofd, scherpe buikkrampen, de paniek is onbeschrijfelijk als er niet onmiddellijk een toilet beschikbaar is…
 
 
6 Kort Verhaal
 
 
‘Er was eens…’
een geweldig charmante ijscoman die Charly heette en die met een enthousiaste deskundigheid zijn vers gedraaid ijs verkocht aan de rand van het plaatselijke stadspark. Hij parkeerde zijn aantrekkelijk uitgedoste ijskreemkar op een strategisch goed uitgekozen plek, en dit reeds vanaf de eerste schuchtere lentestralen tot en met de laatste zachte najaarsdagen.
Zijn ijsjes waren zó verrukkelijk dat er op mooie en drukke zomermiddagen paaltjes met linten dienden geplaatst te worden, om de lange rij wachtende klanten in ordelijke banen te leiden. Zijn cliënteel bestond voornamelijk uit vrouwen die hun onrustige kinderen enkele uren lieten ravotten in de gammele speeltuin van het park. Het bracht hem na een tijdje op een idee. De levenslustige en flierefluitende vrijgezel Charly zorgde ervoor dat de moeders van die pistache- en vanillehappende koters met een mysterieus glimlachje naar de zandbak vol joelend grut op metalen speeltuigen terugkeerden. Aan de zéér appetijtelijk uitziende mama’s maakte hij er namelijk een gewoonte van de ijsjes aan te reiken in een papieren servet waarop hij, naast de naam van de zaak, zijn persoonlijk telefoonnummer had laten drukken. Met een suikerzoete grijns en de fluisterende woorden ‘Ik kan jou ook laten smelten’, overhandigde hij de wafeltjes en bakjes vol felgekleurde bollen ijs aan de verraste en intussen lichtblozende vrouwen. En zijn suggestieve servetten misten hun doel niet.
Door de intensieve mond-tot-mondreclame stond zijn telefoon wekenlang roodgloeiend met ondeugende oproepen van verwaarloosde huismoeders, drukbezette zakenvrouwen en op passie beluste jongedames. Talloze losse flirts met getrouwde, gescheiden en alleenstaande moeders later, was Charly’s reputatie gekend tot ver buiten de stadsgrenzen. Niet alleen bij het vrouwelijke deel van de bevolking, maar stilaan kregen ook de bedrogen wederhelften lucht van deze uitgekookte ijscomanpraktijken. En die op hun ijspik getrapte heren lieten het er niet zomaar bij !
Op een stralende zomerochtend stonden enkelen van hen Charly op te wachten aan de ingang van het park, gewapend met koord, keukenrol en dikke rode viltstift. Charly wou met een goedgemikte grap het ijs breken, maar hij kreeg al snel een forse prop keukenpapier in de mond geduwd. Drie woeste echtgenoten hielden hem in bedwang, terwijl de anderen de ganse inhoud van zijn goeddraaiende ijskar aan nietsvermoedende passanten uitdeelden.
Toen zijn vaste klanten tegen het middaguur met hun kinderen aan de speeltuin arriveerden, hing Charly nog steeds gekneveld en spiernaakt vastgebonden aan de hoogste eik van het park. Uit al zijn lichaamsopeningen staken friscostokjes en afgebroken ijshoorntjes, maar de spreekwoordelijke kers op de ijstaart kon iedere voorbijganger op zijn borstkast lezen. De korte, maar veelzeggende rode boodschap: ‘OP GLAD IJS’.
 
 
Kontant voor Konrad
De biljetten van 500 euro ritselen heen en weer tussen mijn trillende vingers. Hoeveel keer heb ik ze nu al geteld vannacht? Vier, vijf keer? Het kan ook meer zijn. Ik moet er echt zeker van zijn dat de 40.000 er liggen, anders zit ik nog dieper in de puree. Maar goed, aan hoeveel zat ik alweer, 25.000? Of was het al 32.000?
Purper is sowieso niet mijn favoriete kleur, maar nu maakt zelfs het fysiek contact met die flappen me misselijk. Ligt hier achter de zetel nergens een handdoek rond te slingeren? Hoe zie ik er in godsnaam uit? Ok, ik heb enkele uren geleden een wereldmatch gespeeld, maar ik heb achteraf toch uitgebreid gedoucht? Mijn hemd is al terug drijfnat van de zweetdruppels die tussen mijn schouders naar beneden blijven sijpelen. Even mijn hoofd onder de koude waterkraan houden zal wel helpen. Een beetje afkoelen kan nooit kwaad na zo’n dolle avond. Het kan ook zeker geen kwaad nog wat zeep door mijn handen te jagen. Door de wrijving met de briefjes zijn ze grijs en mijn vingers stinken. Het is en blijft vuil geld.
Twee dagen eerder was ik - zoals gewoonlijk - als eerste gearriveerd op de club. Het is gewoon sterker dan mezelf. Ik wil in alles de eerste of de beste zijn. Ook tijdens de laatste oefenstonde uit mijn loopbaan. Al mijn vorige werkgevers bewieroken mijn onberispelijke concentratie en professionele houding, zowel op als naast het veld. Ze moesten eens weten. De ruime parking aan de zijkant van het stadion was zo leeg als het gevoel dat ik al enkele dagen achter me aansjouwde.
De twijfel was al in mijn hoofd geslopen na een babbel met Oskar, het manusje-van-alles-en-nog-wat. Lang nadat onze thuiswedstrijden afgelopen zijn, is het de gepensioneerde weduwnaar Oskar die de grote lichtpylonen uitschakelt en het aftandse, maar sfeervolle stadion in totale duisternis te slapen legt. Hij is ook één van de weinige zielen waarmee ik een echte band heb opgebouwd. Al de anderen laten nooit in hun kaarten kijken. Hij zal toch niets vermoeden?  
“Konrad Grabnetic, onze redder in nood!”, had hij op geheel eigen wijze over de parking gebulderd toen hij me in het vizier kreeg. “Klemvast, Konrad. KLEM-VAST! Samen met het roodwitte legioen houden we gewoon de nul op het bord”, was het tweede afgezaagde, maar goedbedoelde cliché die hij naar me slingerde. Van hem kan ik dat verdragen, RoodWit is zijn leven. Als levenslang supporter maakt het deel uit van zijn vaste ritueel. Ik laat Oskar meestal uitrazen terwijl ik verder naar de kleedkamer slenter. Hij was de eerste die ik echt leerde kennen bij mijn aankomst. Wees me de weg in de stad, regelde de nodige papieren en kwam regelmatig bij me over de vloer. Ik kan altijd op hem rekenen.
Kan ik het maken, op de belangrijkste wedstrijd in de clubgeschiedenis van de afgelopen jaren? Daar bovenop, mijn eigen allerlaatste wedstrijd? Diep vanbinnen wist ik dat Oskar zich geen zorgen hoefde te maken. Mijn besluit stond al langer vast: ik zou in schoonheid eindigen. Voor Oskar. Voor de hondstrouwe achterban. En ook voor mezelf, ik zou het mezelf nooit kunnen vergeven.
Na die anderhalf uur durende training kwam ik stralend van zelfvertrouwen uit de douche gehuppeld. Ja, ik was zeker van mijn zaak: om mij te passeren zouden de streekgenoten een mirakel nodig hebben. “Grabnetic Onverslaanbaar?”, las Oskar luidop voor uit de sportkatern van de ochtendkrant. Ik ken de taal na drie jaar nog steeds niet voldoende om heel de krant te kunnen lezen, maar de kop boven het artikel was duidelijk.  Er zou helemaal geen 0-1 op het bord komen.
Nu eerst even bekijken wat ik Ruby en Boris kan voorschotelen, de stakkers.
Bij de aanblik van een quasi lege ijskast dringt het nu pas echt tot me door: ik breng hier mijn allerlaatste nacht door. En alleen nog wel, dat is sinds mijn doorbraak ook niet meer zo vaak voorgevallen. Noodgedwongen zal ik vannacht een tukje moeten doen op de fauteuil, het enige meubelstuk dat hier achterblijft. De zetel heb ik aan Jeanne beloofd, de buurvrouw die Ruby en Boris zal adopteren. Ze komt de bank morgen ophalen. De rest van mijn spullen heb ik al in enkele sportzakken en kartonnen dozen ingepakt. Volgens de telefonist van de verhuisfirma die ik eerder contacteerde, komt de truck morgen rond tien uur om alles op te halen. De vriendelijke stem die uit de hoorn sputterde, had nog eens bevestigd dat mijn aanwezigheid niet vereist zou zijn tijdens het ophalen van de lading. Omstreeks tien uur zal ik straks al op het vliegtuig zitten. Hoop ik, terwijl ik de fonkelende skyline van de stad zorgvuldig in me opneem. Ik zal ze missen, die lichtjes. De gedachte aan het warme Mali-Losinj in de Adriatische Zee verdrijft mijn tristesse.      
Wie had drie jaar geleden durven denken dat ik het dit keer zo lang zou uithouden op dezelfde plek? Op deze plek? Na omzwervingen in Scandinavië en ondanks een valse start is alles hier toch nog wonderwel op zijn pootjes terecht gekomen. 
Euh… is dat het schurende geluid van de liftdeuren? Onmogelijk. Ik verwacht nog wel bezoek, maar die zullen moeten aanbellen, net zoals iedereen. Enkel Oskar weet de code van mijn voordeur en die komt nooit onaangekondigd. Toch even kijken in de gang. De nachtelijke stilte doet werkelijk pijn aan de trommelvliezen. Van een volgepakte arena naar een lege woonkamer, het verschil is te groot. Niets te zien, misschien een storing van de liftbesturing? Ik hoef me er niet druk in te maken. Morgen gebruik ik hem voor de laatste keer.
De eerste maanden bij RoodWit waren een hel geweest. Ik kende niemand en het clubbestuur deed ook geen enkele moeite om eventuele aanpassingsproblemen op te lossen. En dan waren ze nog verbaasd dat mijn doorbraak zo lang op zich liet wachten. De hand in eigen boezem steken, daar heeft het uit een klein groepje gepensioneerden en dementerenden bestaand bestuur van RoodWit nog nooit van gehoord. Geflopte transfers, frauduleuze sponsors, schimmige investeringen, het was altijd de schuld van een ander. Binnen de spelersgroep heb ik dan nog één van de betere contracten, maar de betaling van de lonen gebeurt de afgelopen maanden steeds onregelmatiger. Niemand durft te protesteren en ook ik hield wijselijk mijn mond. Ik had eigenlijk helemaal geen reden tot klagen. Op uitzondering van enkele Engelse vaktermen op het veld, zwijg ik tegen mijn medespelers. Ze vinden me maar een rare vent. Een leraar van mijn lagere school zei ooit al eens tegen mijn doodzieke moeder. “U hebt een bijzonder kind. Er komt niets uit, maar toch kan hij mee met de rest.” Wel, die zwijgzaamheid is me altijd goed van pas gekomen. Als eenzaat door het leven gaan, heeft zeker ook voordelen. Moederziel alleen in een stad overleven zonder charmant vrouwelijk gezelschap, is duur.
Ik ging als een vos op jacht naar sappige kippen en vond ze in “The Comet”. Handig, een hippe discotheek achter de hoek van je appartement. Gevuld met de meest appetijtelijke jongedames uit de provincie. Ik vraag me nog steeds af waar de bestuursleden met hun verstand zaten toen ze mij deze residentie toewezen. Grote gewillige blondines in overvloed, ik was meteen verkocht. De eerste twee maanden gingen mijn karige maandlonen en sporadische winstpremies integraal op aan vertier met de Komeetmeisjes. Ik liep er met beide voeten in.
Ik kan een brede grijns niet onderdrukken als ik achter in de ijskast nog een bakje gekookte vis voor mijn twee harige huisgenoten ontdek. Terwijl ik de twee eetbakjes vul, hoor ik mijn mobiele telefoon tekeer gaan in de woonkamer. Ik weet goed genoeg wie me op dit uur probeert te bereiken, maar kijk de persoon aan het andere eind van de lijn liever in de ogen als ik mijn kant van het verhaal doe.
Zo! Even nog wat pletten en jullie feestmaal is klaar. Pluizige staarten dansen trillend om mijn gespierde kuiten, begeleid door een opgewonden miauw-concerto. “Profiteer maar, tijgers. Vanaf morgen krijgen jullie eten van een ander baasje.”, roep ik overdreven luid. Alsof ik mijn onrust kan maskeren met wat extra decibels. 
Decibels? Die heb ik de laatste jaren genoeg getrotseerd. Decibels afkomstig van de volle tribunes, nog hardere decibels als ik op versiertoer ging. Elke andere gedachte aan ‘The Comet’ is minder geil, wegens gelinkt aan Fantero. De zaakvoerder van de discotheek had me op een avond aan zijn privétafel gesommeerd. Hij had me terloops gewezen op de stilaan astronomische omvang van mijn openstaande rekening, maar stelde me wel meteen gerust. Verblind door zoveel duizelingwekkende decolletés zag ik het addertje niet. In ruil voor enkele ‘tegenprestaties’ zou hij mijn schuld wegvegen. 
Volgens Fantero bestaat er voor elk probleem een oplossing. Ik hoop dat hij zijn eigen wijze woorden niet vergeten zal zijn.
Hij zal wel begrip tonen voor mijn situatie. Ik was zijn garantie op succes, toch? Loyaliteit, daar mag  toch ook iets voor in de plaats staan? Goh, nu ik eraan terugdenk: het is intussen al twee jaar geleden dat ik tussen de zachte rode zetels van de Cometlounge mijn eerste betaling had ontvangen en zijn twee gorilla’s ontmoette. Hoe heten ze ook alweer? Darko en euh… Yisdinges. Het lukt me nog altijd niet om de naam van die tweede tiep te onthouden. Ondanks het feit dat hij tijdens één van de vorige ontmoetingen op een volle dansvloer een jachtmes tegen mijn keel drukte omdat ik hem vriendelijk met ‘Yisdinges’ had durven aanspreken. Met mijn sterke lijf heb ik normaal niet veel te vrezen, maar ik was blij dat Fantero slechts één oorverdovende vingerknip nodig had om zijn griezel weg te sturen. Ik kan me de hele scene nog zo voor de geest halen, net als de laatste keer dat Fantero me thuis kwam opzoeken.
You doet er toch nieman pain mee? You let ein ball slip. It iz win-win für Konrad en Fantero”, had de gluiperige maffiabaas me in een idioot klinkende mengeling van gebroken Engels, koeterwaals Duits en Antwerps dialect met een schraperige stem toevertrouwd. “Null-Eins”, grolde hij nogmaals, om zeker te zijn dat ik de boodschap niet verkeerd begrepen had.
“Je kan op me rekenen, ik hou mijn kant van de deal”, had ik hem nog nagestameld toen hij de gang op de bovenste verdieping bijna ten einde was. Darko en Yismadinges stonden als dronken paarden luid te grinniken toen de deuren van de lift met een schel geluid dicht gleden en ze met hun baas naar beneden zoefden. 
Nog een keer, nam ik mezelf voor. “Nog één keer een bal te kort terugspelen of een knullige flater begaan, dan is de poen binnen. Dàn kan ik ermee ophouden”, hoorde ik mezelf binnensmonds mompelen. Wist ik veel dat mijn eergevoel veel groter zou blijken dan de angst voor een kale maffiabaas?  Gelukkig lag de 40.000 euro nog intact in mijn lege appartement. “Als ik dit teruggeef, is alles voorbij”, probeerde ik mezelf wat wijs te maken.
Misschien komt hij ook helemaal niet, nog beter. De herinneringen aan zijn vorige bezoekjes sturen weer een onaangename rilling over mijn voorhoofd. Ik plof in de zetel als een zak bintjes en trek voorzichtig de knieën omhoog zodat ze over de zijleuning kunnen bengelen. De beste manier om na een zware match de pijnlijke lichaamsdelen wat te ontlasten. Mijn ligamenten snakken naar rust, ze hebben het weer zwaar te verduren gehad. Terwijl ik een dikke enveloppe tussen de zitkussens prop, besnuffelen de twee katten de voordeur van het appartement alsof er elk moment een extra lading verse vis zal worden geleverd. Wat hebben die twee toch? Ze zijn helemaal uit hun normale doen.     
Ik was al heel de week uit mijn normale doen, maar vanavond was ik echt top. Drie zo goed als gemaakte doelpunten waren in mijn handschoenen blijven kleven. Bal na bal ranselde ik uit mijn kooi. De euforie omwille van de overwinning en het bijhorend behoud in de hoogste klasse was van korte duur. Twee-nul was immers niet de afspraak.
“Uugh ! wat ?…Boris ga van mijn buik, idioot!”
 Verschrikt veer ik recht in de zetel. 02:52? Is het echt al zo laat? De gifgroene getallen van de digitale ovenklok knallen de schemering van de woonkamer binnen.
Ze lijken me wel te hypnotiseren. Het duurt even voor ik de silhouetten van twee kleerkasten rond mijn gepakte spullen bemerk.
“Hoe komen jullie hier in godsnaam binn…” Ik krijg geen kans om mijn vraag af te maken. Terwijl ik aanstalten maak om op te staan uit de zetel, wordt mijn reactie met een doffe tik op mijn achterhoofd brutaal beantwoordt.    
What was de deal, Grabnetic?”, fluistert een bekende stem op enkele centimeters in mijn linkeroor als ik weer bij kom. Liggend op de grond met mijn gezicht naar beneden hap ik naar adem.   
“Null-eins, Fantero, ik weet het. Hier in de zetel ligt jouw 40.000 euro, het spijt me echt. Ik kon het gewoon niet.”
“Interessiert me nichts. My chiefs furious, Konrad!”, echoot het gebulder door de woonkamer. 
In mijn ooghoek zie ik Darko met de enveloppe grijnzend zwaaien naar zijn baas. Er sijpelt wat bloed van mijn hoofd op de grond en mijn ribben kraken onder het domme gewicht dat mijn rug plet. Yismadinges is dringend aan een dieet toe.
“Ik heb niet meer dan het bedrag in de enveloppe, Fantero. Please, het is alles wat hier nog te halen valt.”, probeer ik hem nogmaals te overtuigen.
Hij kijkt eens rond in het lege appartement en net als ik denk dat hij me zal ontzien, klikt hij hard met zijn duim tegen de ringvinger. De pijn die ik drie seconden later voel, is onbeschrijfelijk. Met een rake sprong verbrijzelen de glanzende bottines van Darko mijn beide knieschijven. Verplettert tussen marmer en gorilla gil ik het uit als een speenvarken.
“Sadisten!”, krijs ik hen na.
Ik dreig het bewustzijn weer te verliezen als de felle halogeenverlichting in de gang aanspringt. Nu pas zie ik de roerloze Oskar op de grond voor de lift liggen.
“Beesten, Oskar had hier niets mee te maken!”, kerm ik richting voordeur.
Fantero steekt rustig zijn rechterwijsvinger omhoog en brengt ze naar zijn getuite lippen, terwijl hij met zijn andere hand naar de onfortuinlijke Oskar wijst.” 
“Ssst….’

  
Lambretta-missie (reisverhaal)

Deel 1 ‘Bye-Bye Antwerp’
Vrijdag 7 Januari 2011, 17u15. In de omgeving van Antwerpen-Noord staan drie gemotiveerde avonturiers bij valavond te trappelen om de 1200km lange rit naar Slovenië aan te vatten. Doel van de reis? Een Lambretta 200SX zonder kleerscheuren van Kastav (Kroatië) naar Antwerpen (Banana Republic België) overbrengen, met een tussenstop in Ljubljana (Slovenië). Een volgetankte VW Caddy met omvangrijke kofferruimte en gewapend met een goed gevulde schoofzak davert over de kinderkopjes van het Schijnpoort richting E313. Een nachtelijke tocht die ons dwars door Nederland, Duitsland, Oostenrijk en Slovenië zou voeren.
De eerste 2 uren van onze reisweg verlopen in de onvermijdelijke drukte van de vrijdagavondspits, al valt die (dankzij de vakantieperiode) nog best mee. Richting Nederland razen we eindeloze slierten vrachtwagens voorbij. Deze wegreuzen proberen nog net wat extra kilometers af te leggen voor het weekendverbod voor vrachtverkeer zou ingaan.
Vanaf de Duitse grens vordert de trip steeds vlotter, mede dankzij de attente co-drivers. Plichtbewust zorgen zij voor het wisselen van CD’s, geklooi met GPS en het aanreiken van sloten koffie en krachtvoer in de vorm van pistolets, mandarijntjes en chocolade zeevruchten. Ook op culinair vlak zou dit reisje een voltreffer worden!
Algemene animositeit alom bij de eerste pi(t)sstop in een Duits benzinestation: een te snel gekozen bierblik bezorgt Patrick een wel héél traumatische ervaring: ‘Alcoholvrij bier? Jakkes!’.
In opperste concentratie zoeven we doelgericht voorbij de naamborden van Koblenz, Mannheim, Stuttgart, Augsburg en München. Op de schaarsverlichte maar biljartvlakke Duitse autosnelwegen loopt onze beurtrol kilometervreten meer dan gesmeerd. Na een kort maar deugddoend hazenslaapje ergens op een parking rond Rosenheim kopen en kleven we het Oostenrijks wegvignet op de voorruit en bedwingen het laatste rechte stuk naar Ljubljana. De ochtend is mistig, maar ondanks onze prutoogjes halen we het wel. Stipt om 9u ’s ochtends arriveren we bij ‘Stari Tisler’ in een verlaten Sloveense hoofdstad. Het lijkt wel of alle Ljubljanezen lekker lang uitslapen op zaterdag…
 
 
Deel 2 ‘Hello Ljubljana’ 
Ons pittoresk pension ligt pal in het midden van het oude stadscentrum. Een oude gerenoveerde schuur tussen recentere gebouwen, een rare aanblik. Nadat we onze (lichte) bagage in de bergplaats van de keuken (!) hebben gezet, begint de zoektocht naar een geschikt etablissement om een stevig ontbijt te scoren. Een queeste die bij gebrek aan geopende horecazaken al snel de vorm aanneemt van een uit de kluiten gewassen stadverkenning, inclusief marktbezoek en de aanschaf van 2 kilo heerlijk verse Balkan-tomaten. Een sobere croque-monsieur met espresso in een oubollige brasserie blijkt op zaterdagochtend het hoogst haalbare te zijn…
Na het proeven van een ‘burek’ (de plaatselijke ‘koffiekoek’) aan de overdekte markt naast de rivier keren we terug naar ons pension voor een verkwikkende douche en dito siësta. Een kleine avondwandeling brengt ons bij valavond tot aan een kroegje waar het interieur een duidelijke hint geeft welke muziek je er mag verwachten: ruige ‘R ’n R’ ! Het is hier in ‘Rock Bar Scratch’ dat we onze eerste frisse ‘pivo’ (Sloveense pils dus) naar binnen gieten als aperitief.
Een uur later waggelen we de oevers van de Ljubljanica-rivier af tot we een geschikte plaats gevonden hebben om onze voeten onder de tafel schuiven. Na amper 10 minuutjes ‘menukaartenonderzoek’ stappen we binnen bij restaurant ‘Julija’. Ons karige ontbijt van eerder die dag wordt meer dan voldoende gecompenseerd door een matig geprijsde maar uitmuntende 2-gangen maaltijd. Prosciutto met mozarrella, carpaccio, gnocchi met gorgonzola, gnocchi met truffel, goulash: het smaakt allemaal even verfijnd! Alles wordt natuurlijk deskundig doorgespoeld met een pivo en een straf espressootje. We rekenen af  en keren terug naar het toeristische epicentrum waar er toch wat ‘passage’ te bespeuren valt. ‘Zaterdagavond, nergens een feesje waar we ons nuttig kunnen maken?’
 Na een half uur doelloos rondslenteren en ‘artistiek-verantwoorde-plaatjes-schieten’ in de buurt van het station, botsen we op een intrigerende binnenplaats. Enkele anarchistische uitziende medemensen baten er kennelijk hun clublokaal uit. De eenvoudige barak lijkt meer op een kraakpand dan op een normale kroeg, maar toch smaakt de frisse halve liter en zelfgerolde soulfood er even lekker…
Met een spannende zondag voor de boeg duikelen Patrick, David en Mike na een laatste vaas pivo op de binnenkoer van het pension uitgeteld in hun (nogal krappe) bedjes. Lights out, morgen vroeg op voor een spannende dag in buurland Kroatië!
 
 
Deel 3 ‘Oldtimer-Day’
Patrick, David en Michael ontwaken met een prille winterzon en rekenen na het inpakken en uitchecken nog op een kloek ontbijt om het laatste deel van de reis tot een goed einde te brengen. De manier waarop we de hulpzame bejaarde dame van het pension met handen en voeten probeerden uit te leggen wat we graag op de ontbijttafel zagen verschijnen, leek erg op een gesneuvelde scène uit ‘Fawlty Towers’. We troffen met haar de enige persoon in heel de stad aan die ons echt niet kon antwoorden in eenvoudige Engelse woorden. Maar het ontbijt met eitjes en vers appelsiensap deed echt wel deugd en niet veel later flitsten de zuidwaartse witte lijnen van de snelweg onder onze wielen. Patrick had telefonisch met verkoper Dorijan afgesproken aan een kruispunt net buiten de woonplaats van de Kroaat. Ook diens vader Emil stond ons na een vlotte rit van een uur (en ook wel norse blikken van de wantrouwige Kroatische douaniers) al hartelijk op te wachten aan de kleine woning in de heuvels boven Kastav.
Fier en enthousiast toont de pasgetrouwde vrachtwagenchauffeur Dorijan ons al de schaalmodellen, bekers en medailles voor zijn afgewerkte en terecht bekroonde oldtimer-projecten. Die staan te pronken in het kleine tuin-kantoor samen met een NSU scooter (type Pretis) en onder de carport staat een legergroene MotoGuzzi met sidecar. Heel de tuin ligt bezaaid met voertuigen die geduldig op restauratie wachten. Al lijkt het uiterlijk van twee ‘mos-Mercedessen’ een vrij hopeloze zaak. En tenslotte opent Dorijan de deur van zijn kleine atelier…
Op de mobiele werkbank staat de reden van onze trip naar Zuid-Europa: de hagelwitte body van de Lambretta 200SX. Eindelijk! Zorgvuldig wordt het frame en alle gedemonteerde onderdelen van de scooter in lakens en afgedankte T-shirts gewikkeld. Samen met een aanzienlijke hoeveelheid extra wisselstukken worden ze behoedzaam in de kofferruimte geladen en stevig vastgesjord.
Na een glas fruitsap en een kijkje in het trouwalbum van het jonge koppel nemen we afscheid van deze vriendelijke Balkanbewoners met de belofte contact te houden. Nauwelijks een kwartier later passeren we de Kroatische grens in de andere richting en met frisse moed beginnen we aan de lange tocht huiswaarts.
Zondagnacht om 03:15 kan de scooter eindelijk in zijn Antwerpse garagebox gestald worden met het oog op definitieve assemblage en afwerking. Tevreden trekt iedereen uitgeteld naar de bedstede. Missie Volbracht !
  

                             
Barry’s sneakers

Het daglicht blonk al enkele uren fel door zijn glazen voordeur toen Barry eindelijk de reclamefolders van de koude tegels in de hal bijeen scharrelde. Op alle andere dagen etaleerde hij de correspondentie op de dressoirkast om geopend en nagekeken te worden door zijn vrouw Mariette.
Maar vandaag was anders. Zijn blik viel op een verfrommeld strookje dat tussen de supermarktaanbiedingen geklemd zat.
‘Raar, heel raar.’, had Barry nog luidop tegen niemand in het bijzonder opgemerkt.
‘Normaal belt Herman-de-Postbode altijd meermaals aan om aangetekende zendingen aan te bieden, maar nu heb ik hem toch niet gehoord? En hij weet dat ik bijna altijd thuis ben. Raar.’
Barry had nog wel enkele andere boodschapjes te plegen, dus verdween de strook in de achterzak van zijn jeansbroek. Eerst voorzag hij zijn harige lieverds van nog wat extra brokken kattenvoer, bond een warme sjaal rond zijn nek en trok de voordeur met een stevige knal dicht.
Na een bezoek aan de bibliotheek, een doe-het-zelf-zaak en de bakker achter de hoek slenterde hij verder tot aan de ingang van het kleine postkantoor. Een hele rij klanten stond reeds voor de schuifdeur te wachten. Er waren nog zeker zes minuten te vullen voor het einde van de middagpauze.
Genietend van het profijtige herfstzonnetje stak Barry nog snel een sigaretje op. Hevig lurkend aan zijn Tigra haalde hij het strookje uit zijn achterzak en controleerde de gegevens. Het adres in het vakje ‘GEADRESSEERDE’ klopte over heel de lijn. Huisnummer en al. Alleen de naam kende hij van haar noch pluim.
‘Kabo Maikel. Mmm, lijkt wel de naam van een filmpersonage.’, dacht Barry bij zichzelf. Wist hij veel dat de waarheid niet ver uit de buurt lag. Kabo was een Keniaanse acteur die afgelopen week op de planken had gestaan in Antwerpen. Zijn reis naar België was hem zomaar in de schoot gevallen. Naast zijn performances in de straten van Nairobi, was hij al vier maanden aan het trainen om de zoveelste Keniaanse hardloper te worden. Toen een Europese impresario hem opgemerkte tijdens een auditie ging alles snel. Kabo zou al dansend op zoek gaan naar een nieuw leven. Hij gaf een vals verblijfadres door aan de organisatie en na zijn alom geprezen optreden in het Zuiderspershuis nam hij (weliswaar met een omweg) haastig de benen.
Om even over half twee stroomde een groepje ongeduldige klanten door de schuifdeuren van de Post. Barry nam ook een nummertje en bleef over de mysterieuze ‘Kabo M.’ fantaseren.
‘NUMMER 80 WORDT BEDIEND’ verscheen met een luide pling op het scherm van het rommelige postkantoor.
‘Eindelijk !’ Barry stormde enthousiast naar de vrijgekomen plaats aan de balie. 
‘Mevrouw, dit moet een vergissing zijn’, sprak hij plechtig tot de vrouw achter de balie.
‘Dit is wel mijn adres, maar niet mijn naam.’
‘U hebt het strookje. U pakt de zending mee. Zo simpel is dat. Hier tekenen.’, vatte de postbeambte geïrriteerd de situatie samen.  
Barry durfde haar niet tegen te spreken. Na de obligate krabbel voor ontvangst, stak hij het pakje onder de arm en haastte zich naar huis om de vreemde zending te bekijken.
Hij legde zijn buit op de keukentoog en ook de twee katten kwamen toekijken. Hun neuzen stonden op scherp. Ze besnuffelden het kartonnen doosje als een bezetene. Na het doorknippen van de plastic linten plooide Barry voorzichtig het deksel naar achteren.
Vrachtwagens raasden voorbij de verdwaalde Kabo. Dikke tranen plonsden van zijn kaken en vermengden zich met olie en andere smurrie op het asfalt. Moederziel alleen zat hij snikkend op een bankje van de parking die bij een tankstation van de E40 richting Kust hoorde.
Blootsvoets, zonder geld, papieren of contacten staarde hij naar de vrolijk gestemde reizigers met buitenlandse nummerplaten aan de parkingstroken van de overkant.
Die koude voeten had hij enkel en alleen aan zichzelf te danken. Zijn schoeisel had hij moeten laten staan tijdens zijn vlucht door Anjas keukenvenster. Kabo leerde haar kennen na de laatste voorstelling. Ze hadden samen nog wat gedronken, hij deed haar veel lachen en genoot met volle teugen van haar aandacht. Drie uur later zette ze haar adoratie verder in de slaapkamer van haar gelijkvloersappartement. En van het een kwam het ander. Ze waren allebei elk besef van tijd kwijt toen haar verloofde zijn sleutel iets te vroeg in het slot van de voordeur schoof. De nietsvermoedende Maurice was wegens een staking vroeger naar huis vertrokken. Kabo nam nogmaals de benen, dit keer iets luchtiger gekleed en met iets meer haast.  
De katten hadden hun nieuwsgierigheid echt niet meer onder controle en stortten zich ‘kop eerst’ in het doosje. Barry duwde de katten uit zijn buurt en haalde een paar sportsneakers tevoorschijn. Bruin, maat 44 en aan de witte zolen te zien weinig gedragen. Een bekend modemerk met een polospelertje, maar duidelijk namaak. Een verkeerde bestelling via het internet kon dit niet zijn. In beide exemplaren zat een grauw en stevig geurend sportsokje.
‘Daarom gaan jullie zo fel tekeer: Sokken!’, giechelde Barry tegen de tegenpruttelende huisdieren.
‘Waarom stuurt er iemand in godsnaam mij zijn gebruikte sportschoenen? Het is zelfs mijn maat niet!’ Barry bekeek nogmaals het deksel van de doos en kon nog vaagjes een Brussels adres ontwaren. In grillige letters, nog net leesbaar doorheen de postklever.
Kabo was vooral opgelucht toen een vriendelijke politiepatrouille hem na een identiteitscontrole meenam. Voor hem betekende dat vooral: warme voeten, een maaltijd en een zacht bed. Hij wilde eerst terug op krachten komen. Zijn eerste poging was dan wel mislukt, zijn vastberadenheid was niet aangetast.
‘Toch even dat adres door Google draaien.’ Barry was vastbesloten om de  sneakers aan hun rechtmatige eigenaar terug te bezorgen. Via de zoekmachine kwam hij op het spoor van de dansdelegatie waarmee Kabo het land was binnengekomen.
Barry typte het telefoonnummer van het betrokken evenementenbureau in zijn smartphone en drukte op de ‘CALL’-toets. Hopelijk was het nummer dat hij in de online gids had teruggevonden, juist.
Een vriendelijke mannenstem nam op. En die vermoedde waar de klepel zou kunnen hangen. Twee dagen later bevestigde hij per mail dat zijn persoonlijke assistente Anja de schoenen wel degelijk aangetekend verstuurd had. En neen, de echtheid van het adres dat Mijnheer Kabo opgegeven had, werd vooraf niet gecontroleerd. Het dansgezelschap zorgde zelf voor gastgezinnen tijdens het verblijf. Via hun eigen contacten en daar moeide het kantoor zich niet mee.
Barry bleef de bizarre zaak uitspitten. Exact twee weken later stond hij met de inhoud van het pakket aan de deuren van de gesloten instelling voor asielzoekers in Steenokkerzeel. Een man in uniform opende de toegangsdeur en verwees Barry naar een loket met bijhorend wachtzaaltje aan het eind van een lange gang. Na een kwartiertje kwam een toezichter hem halen en stapten ze samen door enkele beveiligde deuren.   
Met een brede glimlach nam een zichtbaar verheugde Kabo zijn sportschoenen en fris gewassen sportsokken in ontvangst. Door het hek van de beveiligde ruimte heen probeerde hij Barry innig te omhelzen. Vooral het idee dat iemand zich zoveel moeite had getroost om zijn schoenen terug te bezorgen, gaf Kabo weer wat moed bij om zijn tocht vooral niet op te geven. Op deze sloefjes zou hij het Beloofde Engeland wél bereiken !
 
 
Gootslagers (offer-scène)
Een donkere wolkenmassa dreef tegen hoge snelheid over de verzameling grote grijze woonkubussen op de begane grond. In de verte kreeg het landschap al een streepje meer licht, maar zelfs de zwakke opklaring kon de sombere aanblik van Kwadrant 1 niet verbeteren. In het jaar 2045 domineerden beton en metaal de andere drie Kwadranten. Geen bossen, geen weilanden, geen groene stroken en nauwelijks plantaardig voedsel. Kwadrant 1 was nog de meest leefbare streek en stond twintig jaar eerder bekend als ‘Groot-Brabant’. Er leefde nog klein wild en enkele soorten knaagdieren om de Gootslagers voldoende vlees te bezorgen. Jagen was al enkele decennia streng verboden, maar aan de rand van de grote transportassen vielen nog voldoende verkeersslachtoffers. Het was een kwestie van snel reageren: meestal was het kadaver nog vers genoeg om in kleine clandestiene porties te verwerken en online te verkopen. Vers vlees was zo duur geworden dat enkel de industriëlen en magistraten genoeg geld en plaats hadden om een persoonlijke veestapel te houden. Wind, regen of opzichters: niets kon de Gootslagers afschrikken. Elke dag en nacht gingen ze op pad. Op zoek naar platgereden marters, konijnen, fazanten, vossen, egels, eekhoorns, houtduiven en ga zo maar door.
  
Maar vandaag waren ze vrij.        
‘Ben ik blij dat het ein-de-lijk weer even droog is. Hoe lang was het intussen alweer geleden, negen weken? Zelfs na dertig jaar kan ik nog steeds niet aan die alles verterende nattigheid wennen.’
Marcello Rosti tuurde bij deze opmerking voor alle zekerheid toch nog even omhoog, alsof de dreiging van zijn donkere wenkbrauwen een volgende neerslagmarathon kon voorkomen. 
’Elf! Volgens mij waren het er zelfs elf…’, neuzelde de benjamin van het gezelschap snoeverig en ongevraagd tegen de anderen.
‘Negen of elf. Het maakt toch niks uit, Martin ? Of verdenk je ons ervan dat we niet kunnen tellen?’, beet de norse Marc Gatelle hem toe.
‘Laat hem toch, Marc. Hij moet nog veel leren en niet iedereen is even getalenteerd en euh… ambitieus als jij.’, suste Marcello zijn kompaan.       
In vrijwel identieke grijze regenjassen stond het kwartet een minder druk moment af te wachten om de drukke transport-as te kruisen. Oversteekplaatsen voor voetgangers waren er al jaren niet meer. Er waren nauwelijks nog voetgangers dus waarom de dure verf nog aan zebrapaden verkwisten?
‘Allez, tis de moment. Alleman voesj, oveursteke !’, gilde de 68 jarige Armand Allost, ook wel bekend als ‘Den Oude’, terwijl hij zijn linker- en rechterhand naar voren drukte tegen de ruggen van zijn kompanen. Met grote passen stapten ze toe op de deur van het magazijn aan de overkant. Opspattend slijk van een voorbij razende dienstshuttle raakte nog net de onderkant van hun rafelige broeken.
‘Merde! Mijn laatste droge exemplaar naar de vaantjes!’, riep Marc toen hij het water in zijn synthetische schoenen voelde sijpelen. Den Oude had intussen drie keer kort luid op de deur gebonkt met zijn knokige vuist.   
‘Nog net op tijd !’, jubelde Martin, terwijl hij gans de rit had zitten jammeren. Dat ze niet op tijd vertrokken waren. Dat Marc niet snel genoeg reed. Dat hij zijn eerste Offeravond ging missen. Dat Hoofdslager hen niet meer zou binnenlaten. En zo ging dat maar door. Tot Den Oude een bebloede prop textiel in zijn jaszak ontdekte en op dringend verzoek van Marcello en Marc het gejammer deed verstommen.
Er klonken zware stappen aan de andere kant van de deur en na het fluisteren van het codewoord ‘Duisterjacht’ klapte het deurluikje weer toe. Na wat gemorrel aan het slot werden de vier mannen haastig naar binnen geleid door Gijsje, reus en rechterhand van Hoofdslager.
‘Volgen. Ceremonie begint zo.’, was de korte boodschap van de kolos.
Na een korte wandeling door een wirwar van donkere gangen en smalle stenen trappen arriveerden ze in een ruimte die nog het meest leek op een wijnkelder uit lang vervlogen tijden. Tegen de kale wanden hingen fel brandende fakkels die de rest van het gewelfde zaaltje net genoeg deden oplichten.
Aan de verste wand bevond zich een grote stenen tafel en acht autozetels die in een halve cirkel waren opgesteld. De rugleuningen naar de tafel gericht als alternatieve biechtstoelen. Achter vier van deze autozetels stonden de andere genodigden reeds geduldig te wachten op het hoofd van hun geheim gezelschap. Ze droegen dezelfde saaie grauwe regenjassen en Gijsje begeleide hen tot aan de vier vrije plaatsen. Hij drukte zijn wijsvinger tegen de lippen om aan te geven dat de stilte moest bewaard blijven.    
Plots klonk vanuit het gangenstelsel een luid gonggeluid. De meeste gasten herkenden het signaal van Hoofdslager en bogen hun hoofd vol eerbied naar beneden. Martin stond een beetje hulpeloos te wezen, maar hij imiteerde de anderen om niet uit de toon te vallen.  
Met statige passen begaf de gemaskerde leider zich naar de stenen tafel, hief beide armen omhoog en deed teken aan de aanwezigen dat zij mochten knielen op hun autozetel.
‘Welkom, Gootslagers. Welkom allen op deze heuglijke viering. Ons jaarlijkse offerfeest is niet compleet zonder jullie. Maar we willen ook stilstaan bij hen die er niet meer bij zijn. Onze gedachten zijn bij Pierre Delvoos. Na zijn fatale werkongeval op Route3 wordt zijn plaats in deze besloten kring vanaf heden ingenomen door een nieuwe jonge kracht.’
Martin knikte nederig naar Hoofdslager, maar kon zich niet van de indruk ontdoen dat enkele anciens niet helemaal akkoord gingen met de beslissing van de grote baas. Martin had immers nooit een conventionele beenhouwerij uitgebaat zoals de anderen en er was grote twijfel of hij wel geschikt zou zijn voor de moeilijke stiel.
‘Om samen overeind te blijven, moeten we onze gemeenschap genoeg verjongen’, ging Hoofdslager verder met zijn betoog.
‘Martin zal mij dit jaar assisteren bij het brengen van ons offer, en ik duld geen tegenspraak. Treed naar voren jongeman.’
Terwijl Martin schoorvoetend naar de stenen tafel schuifelde, gaf Gijsje een kleine jute zak aan zijn meester. Hij stak de jute zak in de hoogte en sprak de plechtige woorden:
‘Met dit offer willen wij De Hoop uitspreken:
De Hoop dat de vleesopbrengst voldoende zal opbrengen om onze families te voeden.
De Hoop dat we geen mannen zullen verliezen in onze moeilijke stiel.
De Hoop dat we bij elke mogelijk incident sneller op de plaats zijn dan de taxidermisten.
De Hoop dat de Transport-Overste bij zijn besluit zal blijven om de snelwegen en kleinere transportassen onverlicht te laten.
De Hoop dat er zo weinig mogelijk glas in onze prooien terechtkomt.’
Elke zin werd door de andere Gootslagers plechtig herhaald, terwijl ze bij het uitspreken van het woord ‘Hoop’ hun beide armen omhoog wierpen.
Bij het uitsterven van de laatste zin nam Hoofdslager de levende inhoud uit de jute zak. Hij legde het met alle vier de pootjes samen gebonden rosse schepsel op de stenen tafel en beval Martin dichterbij te komen.
‘Op mijn teken laat jij het tegengewicht van de katrol los. Is dat duidelijk, jongeman ?’
Martin knikte kort, maar zag nu pas wat Hoofdslager uit de zak had gehaald.         
Een vossenjong lag hem met angstige oogjes aan te kijken.        
Anderhalve meter boven de stenen tafel hing een gigantische tractorband aan een zware metalen katrol als een reusachtige rubberen pendel.
‘Moge de oogst rijk zijn dit jaar!’, riep Hoofdslager en hij wees naar Martin die intussen de ketting van de katrol met twee handen had beetgepakt.
Martin sloot de ogen, gaf de ketting een ferme ruk waardoor het gevaarte op de tafel plofte en hoorde na het geluid van brekende botjes nog net het laatste zuchtje van het onfortuinlijke vosje vanonder de band ontsnappen…
 
 
B) Repertoirestudie
 
 
De vlucht (tekst absurdisme)

Jack (door de intercom): ‘Welcome on board flight SAF-123 with destination Cairo, ladies and gentlemen. This is captain Jack speaking. We are preparing for take-off. Please fasten your sandwiches and stop kissing.’
Thaba (fluisterend): ‘Goed gepraat, Jéck. Hulle sing nou al 'n toontje lager. Gaan deur!’
Jack (met forse stem): ‘Ik weiger passagiers die kussen! En zingen! Vooral NIET zingen. Er is niets zo gevaarlijk als een passioneel klinkend couplet boven open zee.’
Thaba: ‘Maak jou geen onnodige bekommernisse, captain. Ons vlieg vandag net oor land. Miskien dat ons weer met 'n weerbarstig meer te maak kry onderweg, maar dat los ek wel op met wat profiteroles. Ek het 'n hele sak by my.’
Jack: ‘Met van dat heerlijke bloemsuiker-gedoe? Oh, Thaba… Wat zou ik toch moeten doen zonder jouw trouwe co-piloten-truuks, mijn smakelijkst  geurend Zuid Afrikaantje? Viooltjes verkopen op de zwarte markt van Kaapstad? Dronken pinguïns leren tapdansen in de straten van Pretoria? Pieren vangen in Vrijstaat? De mogelijkheden zijn even talrijk als jij geschift. Soit, nu eerst proberen deze roestbak van de grond te schoppen.’
(Jack in zijn microfoon) ‘Flight SAF-123 asking permission to use runway 2. I repeat, flight SAF-123 asking permission to get the hell out of here.’
Metalen stem uit radioluidspreker: ‘De Hel ook nog, zo-zo… En wat zeggen we dan, meneer de vliegenier ?’
Thaba: ‘Aargh, nie weer he: elke keer dieselfde chanson. Ons gaan nie so nie op tyd by die kamele geraken.En hulle het geen waspoeder meer.’
Jack: ‘Geen paniek, Thaba. Volkoren begrijpelijk voor een luchtverkeerstoren met een minderwaardigheidscomplex en veel te veel vrije tijd voorhanden om dagelijks af te knallen. Tja, dat komt ervan: met een zak pickle-chips op je schoot dagen naar groene pinkende stipjes turen. Die wreken zich op den duur ook vanwege die gitzwarte monitor, dat piept toch voor zich?’
(Jack in zijn microfoon) ‘Flight SAF-123 very kindly asking permission to use strong after-shave, very long words and your absolute superbe runway number 2…Please.’
Metalen stem uit radioluidspreker: ‘Mmm, hoe ? Wat was dat laatste?’
Jack: ‘P. L . E. A . S . E .’
Metalen stem uit radioluidspreker: ‘Véél, veel beter. Correct gespeld nog wel. Well, you have permission for take-off, flight SAF-123. Runway 2 is clear. Denk ik. Veilige opvliegers en breek een been. Over.’
Thaba: ‘Aan alle sfinxies: hier kom ons !’
 
 
   
‘TeZuka’ (recensie dansvoorstelling Sidi Larbi Cherkaoui)
 De eerste voorstelling die ik in het kader van een splinternieuw academiejaar ‘Repertoirestudie’ zal bekijken, is meteen een klapper. Al ga ik de waarheid geen oneer aandoen: ik hàd argwaan en was er niet helemaal van overtuigd dat ‘Moderne Dans’ me voldoende zou smaken. Deze jongeheer gooit namelijk liever zijn eigen beentjes los op een willekeurige dansvloer, klein of groot.
Een eerdere poging van het Ballet van Vlaanderen om me op een dartele manier op andere gedachten te brengen en over deze drempel te helpen, mislukte grandioos. Was het geschuifel en gemompel, gevolgd door nog wat meer geschuifel en nietszeggend geschreeuw dat ik mocht aanschouwen ter gelegenheid van de MAS-openingsdag in Antwerpen, nu écht moderne dans? Het is me nog nooit eerder overkomen dat ik tijdens een voorstelling mijn zitje wel voortijdig moét verlaten wegens acuut snurkgevaar. Vandaar mijn scepticisme vooraf t.o.v. ‘TeZukA’.
Maar zie hier ook de eerste én laatste negatieve pirouette in deze bespreking.
SLC opent ‘Tezuka’ met een volledig zwart podium waarop heel langzaam een grote gloeiende bol neerdaalt. De rode vuurbal wordt op een wit doek geprojecteerd en vult de zaal met een serene gloed. De eerste dansbewegingen van het gezelschap zijn nog zeer ingetogen en sober, als een rouwritueel. Deze voorstelling kon eigenlijk niet anders dan beginnen met een soort herdenking. Na de eerste choreografie prevelt een trieste Japanse stem de trieste voorgeschiedenis van de voorstelling. 
SLC was namelijk ter plaatse toen de aarde beefde in Fukushima. De voorbereidingen met de dansers van ‘TeZuka’ werden hierdoor grondig verstoord. De natuurramp met zijn zware nucleaire gevolgen had ook een invloed op de voorstelling zelf. Deze ontplooit zich als een overzicht van de verschillende personages uit de mangaverhalen van Tezuka.
Oh ironie, met ‘Astroboy’ (één van zijn bekendste personages) is er al meteen een rechtstreekse verband met de huidige situatie. Een jongetje dat functioneert door kernenergie. Tezuka had visionaire trekjes. 
Volgend personage is ‘Black Jack’: een geniale maar niet helemaal koosjere dokter en zeer autobiografisch. Tezuka zelf had ook een geslaagde opleiding als dokter achter de rug, maar koos toch voor Manga.
Via ‘Black Jack’ komen we  - op het eerste zicht – aan een wat rare zijstap in de voorstelling. Het ‘hoe, wat en waarom’ van de menselijke bacterie en de complexe communicatie tussen deze elementen. Op de hypnotiserende noten van enkele Japanse instrumenten kwam dit ogenschijnlijk saai onderwerp fantastisch uit de verf.
Over verf gesproken. Het was werkelijk een magnifieke beleving om te aanschouwen hoe de kalligrafen, videomontages en dansers zich naadloos door elkaar vermengden. Het gevaar bestaat dat zoiets tot verwarring leidt. Dat je niet meer weet waar je eerst moet kijken. Niet hier: dit was geen zootje, maar een combinatie van timing en precisie waar zelfs de producenten van de duurste en nauwkeurigste Zwitserse uurwerken jaloers op zouden zijn.
Twee dansers die stripgewijs voor een wit doek een gevecht beslechten. De kreten, luchtverplaatsingen, stofwolkjes, de onmisbare ‘POW’s en ‘AARGH’s  (maar dan in Japanse tekens) toveren ze met hun uitbundigheid op het doek. Op het puntje van mijn stoel, puntje van de tong uit de mond. Of halfopen door de schoonheid van het spektakel. Alles aan deze voorstelling (belichting, tempo, intensiteit, muziek) zat juist. Werkelijk subliem.
Er zat toch één raar smaakje aan deze voorstelling.
Naar Nóg.
‘Villa Des Roses’ (filmbespreking Frank Van Passel/Willem Elsschot)
 
 
Toegegeven, mijn kennis over het literair werk van Willem Elsschot was bijna onbestaande. Een groot gapend gat in mijn soms te eenzijdige doch goedgevulde culturele rugzak. Dichter Alfons De Ridder: één grote blinde Kaasvlek. De zomer van 2010 zal mij persoonlijk altijd bijblijven als de periode dat ik het genoegen had ‘Maria Van Dam’ te leren kennen. Andere pareltjes van dit Antwerpse monument ontdekte ik dankzij enkele betoverende evenementen in het programma van de Zomer van Antwerpen (film, theater, concerten). En zo werd dat Elsschotgat toch al iets kleiner. Met als (voorlopig) eindpunt de vertoning van ‘Villa Des Roses’ in de Antwerpse bibliotheek Permeke. De verfilming van de gelijknamige roman uit 1913 van Elsschot door Frank Van Passel (regisseur van mijn ‘all time favorite’ ooit, nl. ‘Manneken Pis’). Voor ik mijn bescheiden mening uit de doeken doe, moet ik er wel aan toevoegen dat ik uit nieuwsgierigheid enkele dagen na de vertoning het boek heb uitgeleend bij de bib. En verslónden. Ik ben me er heel goed van bewust dat de eerste indrukken na de film helemaal vertekend werden door de magie van de pocketversie. De rake toets waarmee Elsschot personages, ruimtes, gevoelens en situaties oproept is er één van een nauwkeurig observator, blootlegger van het verborgene. Door middel van niets aan het toeval overlatende taal, soms ijskoude cynische bemerkingen maar vooral bakken gortdroge humor creëert hij op papier een wereldje waar je wel even vertoeven wil. Gewoon om te weten hoe het afloopt. Tot daar loopt de waardering voor boek en film nog parallel. Op bijna alle andere vlakken was het boek noemenswaardig krachtiger en boeiender. De zaken die me in de filmversie echt wel konden bekoren, verzonken diep weg na elke pagina die ik tijdens de leesbeurt omdraaide. Het verhaal verteld in de film is slechts een fractie van hetgeen zich afspeelt in de Villa. Nóg een extra pluim op de hoed van Willem. De sfeer, kostuums, soundtrack, het klopte allemaal. Ook de vertolkingen waren overtuigend, al speelde het verhaal zich af in het Engels. Maar die extra Elsschot-toets uit de roman ? Die ontbrak.
 
 
C) ‘zeS: zien en Schrijven’
 (afstudeerproject – presentatie 30 mei 2013)
 
 
Brief ‘zeS’:
ZienEnSchrijven
                                                                                                     Woensdag 25 Juli 2012
Beste Raf, Veerle, Patrick, Steve, Pang en David,
Aan het einde van deze zomer gaat mijn laatste jaar ‘literaire creatie’ van start op de Academie Woord van Berchem. Het derde jaar zal vooral dienst doen om deze boeiende schrijftraining op een adequate manier af te ronden met een afstudeerproject.
Niet zomaar een eindwerk. Nee, even terugkijken op de voorbije twee schrijfseizoenen en vaststellen wat een geweldig cadeau deze opleiding wel voor me was. Mijn opdracht klinkt eenvoudig: schrijf ‘een’ afstudeerproject en presenteer dit werk eind mei/begin juni 2013 aan een openbare jury.
En hier komen jullie in beeld. Beter gezegd: willen jullie afkomen mét een beeld? 
Indien jullie de tijd en goesting vinden, wil ik jullie vragen om mij uiterlijk half september een schets/foto/kribbel/textiel/tafereel/voorwerp/maquette/ canvas/sculptuur/illustratie/… aan te leveren. Het thema is eenvoudig én zeer ruim interpreteerbaar:
‘vroeger & nu’
elke vorm van veroudering-transformatie- evolutie-slijtage-mutatie-
‘voor-en-na’-modernisering-nostalgie-…
zeS deelnemers, zeS verschillende visuele prikkels voor mij om te vertalen in een passende tekst (kortverhaal, gedicht, column, speech, dialoog, etc.).
Deze teksten zullen samen met jullie bijdrage gepresenteerd worden op een afsluitende expo. Beelden dansend met woorden.
Alvast bedankt om deel te willen uitmaken van deze bonte kruisbestuiving !
Michael
 
 
 
* Mijn ware gelaat (beeld: David Van Mieghem)
Zie mij hier nu zitten.
In mijn oude kinderkamer.
Eergisteren rond 22u deed ik net hetzelfde als op alle voorbije avonden.
Mijn hoofd stevig in mijn zachte kussen drukken en klokvast als een volgevreten dier in een diepe, lange slaap glijden.
Zeven uur later begon de nachtmerrie.
Wakker. Alles zwart, blinde paniek.
Rechtop in bed gaan zitten.
Ik hoorde vogeltjes en verkeer, maar mijn nacht ging niet voorbij.
Of in elk geval, ik zag het niet.
In mijn bovenkamer klonken simpele vragen:
“Er brandt toch een nachtlampje in de gang?”
“De slaapkamerdeur laat ik toch altijd open staan?”
Eerst gedempt en verbaasd, alsof iemand anders aan het woord was.
Dan met pure angst en verbijstering in mijn stem.
Nog deels overtuigd dat een elektrische zekering het begeven had, ging ik op zoek naar een simpele streep licht.
Als een blindeman op de tast in de stoppenkast.
Ook niks. Voor zover ik kon voelen, stonden alle schakelaars zoals het hoorde.
Mijn zekering sprong en meerstemmig belde ik een ambulance.
“Onbegrijpelijk. Uniek. Ongezien”, bromde de specialist toen ik op de behandelingstafel lag.
“U mankeert u niets. Behalve uw gezicht...”
Geschuifel van schoenen en dan een zucht in de zwarte leegte.
De wetenschap stuit op een raadsel, maar ik weet beter.
Zoveel stommiteiten, zoveel bedrog. Het moest er van komen.
Elk woord dat ik vroeger sprak: gedrenkt in onderhuidse minachting . 
Elke beweging en mening weloverwogen, nooit gemeend.
Excuses strooide ik in het rond als zout op besneeuwde wegen. 
Ieder voornemen gespekt met leugens en speculatie.  
Plat opportunisme, een sporttak? Ik kampioen!
Plechtige beloftes niet nakomen, zonder verpinken overschakelen van flirten naar verwensen en er plezier in scheppen vrouwen tegen elkaar op te zetten.
Waarna ik ze zonder aarzelen met een smak terug in hun zielige leventjes drop.
Sjoemelen, misleiden, manipuleren, ik had het allemaal onder de knie.
Mijn gezicht veranderde telkens met de snelheid van een oogopslag, afhankelijk van welk voordeel ik ermee kon doen.
Niemand kende mijn ware gelaat: ik had er zoveel en ik kwam ermee weg.
Kwam.            
Voor een ‘meningkje’ of een vlotte babbel hoef je op mij niet meer te rekenen.
Luisteren is het enige wat ik nog kan.
Praten lukt nog wel, maar er is niemand meer die mijn gezelschap of continu wisselende stemmen verdraagt.
Ogen, neus, lippen en andere onderdelen waar ik vroeger mijn kunstjes mee opvoerde zijn verdwenen.
Een expressieloos gedrocht schrikt iedereen af.  
Wat blijft er over als de maskers één voor één afvallen?
Je verdiende loon, of hoe zeggen ze dat. 
De dokter spreken van de meest extreme vorm van gezichtsverlies, ooit.

 

 
   
* De Tegel (beeld: Patrick Vanhelmont)
 
Volle dienstbladen met schuimwijn en fruitsap cirkelen non-stop rond ons heen en ook de anderen, de iets meer extravagant uitgedoste genodigden genieten duidelijk van de vlotte bediening. De lekkere brut bruist aangenaam in mijn hoofd en ik besluit mijn vrolijk taterende vrouw en de rest van het uitbundige gezelschap te ontvluchten.
 
Ik begeef me naar een rustige expositieruimte naast de ingang, waar een relatief klein groen vierkant op de linkse muur mijn aandacht trekt. Zonder mijn ogen van het werk af te houden, strompel ik langzaam over de spierwitte betonvloer en hou halt wanneer ik tot op één enkele pas van de wonderlijke creatie sta.
Is het olie op doek? Hout of kunststof? Voorzichtig streel ik met mijn rechterwijsvinger over de oppervlakte en de zijkanten van het vierkant. Mijn vingertop aait gretig. Oh, groene latex nog wel!
Ik stap twee meter achteruit en gaap me schaamteloos een kramp.
Sober belicht, heel bescheiden. Niets groots of bombastisch, maar wat een schat aan rauwe details. Intrigerend onopvallend. In het hart van het werk loopt een onwezenlijk fijn raster van kleine tegels. Een kunstwafel!
Als gehypnotiseerd zet ik drie stappen naar links en ‘ontdek’ in de linkerbovenhoek een kleine fermette met struikgewas er rond. Ogenschijnlijk willekeurig aangebrachte vlekken klitten samen tot een mysterieus tafereeltje. Als een magneet trekt het vierkant me dichterbij, nu aan de rechtse kant. Ik probeer het plaatje naast het werk te lezen, maar de letters dringen niet tot me door. Mijn onbeheersbare blik flitst onmiddellijk terug naar het groen.
Hetzelfde groen, maar toch anders. Door de veranderde lichtinval ontwaar ik rechtsonder The Fonz die een revolver afvuurt in de richting van de linkerbenedenhoek, waar een Spaanse señorita tevoorschijn lijkt te springen. In profiel, met een suggestieve draai van haar ’Trajes Faraleas’, de traditionele Flamencojurk. Dat vestimentair detail herinner ik me van onze jaarlijkse vakanties naar Torremolinos. En als bonus bemerk ik nog een pront tietje ook!
Zie mij nu, trillend op mijn benen, met een kletsnat bezweet voorhoofd.
Hoewel heel mijn lijf schreeuwt om wat welgekomen afkoeling, blijf ik liever deze schepping aanschouwen. Hoe de maker het voor mekaar gebracht heeft? Geen idee, maar dit kunstwerk lééft!
Ik weet ook niet waar ze vandaan komen, maar die tintelingen in mijn onderbuik heb ik sinds lang niet meer gevoeld. En mijn Dorynn ook niet, die heeft daar zo geen behoefte aan. Tenminste, dat heb ik zo begrepen nadat al mijn pogingen tot meer spielerei in de slaapkamer op een ‘no, no’ werden onthaald.
Ik strek beide armen en sluit de ogen, maar zie nog steeds de contouren van ‘mijn’ ontdekking. Alsof ze op mijn netvlies gebrand staan en ik op eender welk moment die fascinerend groene wereld kan binnenstappen, maar ik betwijfel of  Dorynn op dezelfde manier van dit werk zal kunnen genieten.
Ik ken haar té goed, ik weet nu al hoe ze zal reageren en de bijhorende discussie die zal losbarsten, speelt zich af als een 3D film in mijn hoofd:
“Jacques, wat hebben we slechts een uur geleden in de wagen duidelijk afgesproken?
Daar was jij toch bij?
De man die vanmiddag naast me aan het stuur zat, luistert toch naar jouw naam, of heb ik het mis?”       
‘Wij’ hebben juist niks afgesproken, Dorynn.
Toen ze in de auto over dit evenement bleef doorkakelen, gaf ze me zelfs de kans niet om te kúnnen reageren.
Ik moest me ontfermen over de navigatie, want mijn passagier liet het voor de zoveelste keer afweten. En het toppunt van alles: die Hollandse vrouwenstem uit het GPS-toestel krijste nét niet scheller dan zij. Dat op zich was al een hele prestatie, maar Karin Van De Garmin kon wél kaartlezen.
Wat dit kunstwerk betreft: ik ben gewoon machteloos.
Deze groene creatie zuigt me naar zich toe als een razende Nilfisk die een pluk kattenhaar verorbert. Mijn gedachten worden charmant gegijzeld door dit pareltje van hedendaagse kunst. En schat, voor je daar wéér over begint: nee, het ligt niet aan de schuimwijn, maar dit groen heeft óns uitgekozen!   
“O nee, jouw artistiek feestje gaat niet door!
Er hangen hier nog meer dan genoeg andere stukken om eerst te bekijken.
Je kan later nog beslissen, en daar zal ik je wel in bijstaan.
Bovendien hangen er twee zalen verder enkele hyperrealistisch geschilderde stillevens met fruit en oud speelgoed, pràchtig!”
Hó, ik kan me nú al niet meer bedwingen: hou me tegen voor ik ongelukken bega, Dorynn! Ik heb altijd al oud fruit op onze muren willen hangen, maar ik mocht niet van jou…
“Ja-ja, lach maar met echte, verfijnde kunst. Eindproducten van een eeuwenoude ambacht.
Toch geen ordinair stuk caoutchouc, besmeurd met… slordige franjes?
Een eventuele aanwinst moet toch op zijn minst een heel klein beetje bij de rest van de woonkamer passen, niet? Dat die tint groen vloekt met de kleur van onze lusterkap als een met La Tourette gezegende ketter, tot daar aan toe, maar deze ‘creatie’ past absoluut niet bij de stijl van onze meubeltjes.
Bovendien, op onze gevorderde leeftijd houden we het toch best zo klassiek mogelijk.”
Klassiek? Middeleeuws zal ze bedoelen.
“Enfin, ik ga er toch vanuit dat jij mijn mening deelt?”
Het wordt dringend tijd dat ik haar duidelijk maak hoe ik over sommige zaken denk. Wedden dat ook de waarde van dit heerlijk groene tableau ter sprake komt?
“En dan hebben we het nog niet eens over dat buitensporig prijskaartje gehad.
To-táál niet in verhouding tot de geleverde prestatie: ga wat rondscharrelen op bouwwerven in de stad en je zal met interessantere objecten thuiskomen!”
Hysterisch tot en met, zo ken ik je weer. Gelukkig kan niemand het horen.
“Kunstkenner van mijn voeten. Ik ben niet van plan om op dit gedrocht te  staren voor de laatste, kostbare jaren van mijn leven”
Met zulke bekrompen, kortzichtige en door dorpsmentaliteit aangetaste kunstopvattingen zou ze mijn hersenen pijnigen? Wel, Dorynn, ik zal je eens een mening onder de neus schuiven. De mening van een man die heel zijn leven onwaarschijnlijk hard gewerkt en braaf geluisterd heeft. En daar nu eindelijk iets voor terug wilt.
Ik zal jou exact vertellen wat dit kunstwerk bij mij naar boven brengt.    
Het groen kalmeert me, verbreedt mijn innerlijke horizon.
Deze edele tegel symboliseert het oude vel dat ik van me af wil werpen. De gepensioneerde fase in mijn leven verdient een nieuw jasje!
“Het is en blijft een vuil plastic vel!”
Nee-nee, het is kunststof, Dorynn. KUNST-stof.
En straks is het míjn kunststof. Jij hebt heel mijn carrière lang beslist hoe, wat en in welke stijl we onze kamers hebben ingericht. Wie heeft onze spaarpot gevuld? A-ha! Nu is het dus ein-de-lijk mijn beurt om te kiezen. En weet je wat? Het begint met deze waanzinnig knappe ‘tegel’!
“Hier wijken mijn kristallen en porseleinen pronkstukken NIET voor. Nooit!”
Jouw antieke brol heeft zijn tijd gehad. Ander en beter!
Wat is er mooier dan een beginnend kunstenaar een duwtje in de rug te geven? 
“Mijn vriendinnen zullen me uitlachen, wegblijven en roddelen!”
Dan zijn het geen echte vriendinnen, vrouwmens!
“Ik kan jouw kunst tot hier ruiken!”
Goed zo, en als het jouw ellendige keukengeuren ook nog zou kunnen verdoezelen: helemaal perfect!
Een hand trekt mijn elleboog bruusk achteruit.
Het laatste slokje schuimwijn kolkt vervaarlijk in mijn glas en de realiteit gutst binnen. De knokige knuist rond mijn arm lost zijn greep en komt naast me staan.
Het is Dorynn, ze kijkt me aan alsof ik net op de verkeerde planeet ben geland.  
“O, hier ben je, Jacques. Ik was je weer uit het oog verloren. Zelfs in de buurt van de naakten kon ik je niet vinden.”    
Mmm…
“Wat, ‘Mmm’? Ik dacht dat je zoals de vorige keer niet van die verzameling blote dames hun zijde zou wijken. Ben je ziek of zo?”
Ziek? Nee, Dorynn, alles behalve ziek. Wél helemaal ondersteboven van dit juweeltje. Wat denk je?
“Juweeltje? Dit? Jij denkt er toch niet aan om onze zuurverdiende centen te verkwanselen aan zo’n niemendalletje?”
Je hebt gelijk. Ik zou niet eens durven, Dorynn.
Kom, we gaan naar de volgende ruimte.

 


                        

 
* Kroostoogst (beeld: Pang Lam)
 
 
Six-Word-Story 1
‘Courgettes vergeten nooit’, lachte vader schalks.

Six-Word-Story 2
‘Niet veel soeps’, bedacht Poo-Chi onderweg.

Six-Word-Story 3
Haar geloof in groentjes bleef onaangetast.

Six-Word-Story 4
Zo zielig…, maar geplukt is geplukt! 

Six-Word-Story 5
Het doet echt geen pijn, hoor.

Six-Word-Story 6
Kind zoekt voedsel en vindt prins.
 



 
* Weg Wijzer (beeld: Raf De Smet)
 
 
Waar ben je toch gebleven, grote broer?
Zomaar vertrekken zonder boe, ba of waarschuwing: heel stoer
Je hebt ons verlaten, voor jou zijn wij niet meer van tel
Als een Houdini geruisloos ontsnapt uit deze glazen cel
“Voor altijd samen” heb je ooit beloofd
In onze onafscheidelijke trip op zoek naar oneindigheid
heb jij dus nooit geloofd 
‘De tand des tijds overleven’, daar gingen we toch sàmen voor?
Opgewonden lopen, draaien, wijzen,
We tikten zonder morren door
Haperden nooit, gleden mee
en speelden haasje-over als volgzaam vee
Nu mis ik het rustgevend getik van onze raderen
Die haarfijne aai tijdens het voorbij benen
voelde ik reeds van verre naderen
Je bent toch al een poosje verdwenen
Onze pijlen hangen ongeduldig stil
Decennia lang vastberaden nauwkeurig,
tegenwoordig geruisloos en kil
Uitgestald relikwie op leeftijd, oud, out en in de put    
Keer je ooit nog terug of zijn we jou voorgoed kwijt?
Huilen heeft geen nut
‘Want onze tranen drogen sneller dan een zee van tijd’





Licht ontvlambaar  (beeld: Veerle Vaessen)
Nuri kan helemaal niet wachten
heeft absoluut geen geduld
Dat belachelijk korte lontje
is niet haar eigen schuld
Ze houdt niet van treuzelen
wacht tot je haar ontmoet
Altijd bezig, steeds gedreven
knallen zit haar in het bloed
 
 
Opvliegend, licht ontvlambaar
Geprikkeld geeft ze van katoen
Opvliegend, licht ontvlambaar     
maar ze kan er niets aan doen

Nuri furie schiet uit haar sloffen
tegen Jan en alleman in de kroeg
Onverwachts ontploffen
een simpel vonkje is soms genoeg
Jaloers, kattig, bijna obsessief
en voor andere vrouwen een gevaar
Kerels bestempelen haar explosief
Met hen is ze nog lang niet klaar

Opvliegend, licht ontvlambaar     
Geprikkeld geeft ze van katoen
Opvliegend, licht ontvlambaar
maar ze kan er echt niets aan doen
 
 
Kwaad op zichzelf, furieus op de rest
‘Gods vuur’ dat zo hevig woedt 
diep in haar naam en lichaam genest
Ontembare koleire als hoogste goed
Dat lijf vol passie en pit
De ellendige oorzaak
waarom ze nu helemaal alleen
voor het haardvuur zit
 
 
Opvliegend, licht ontvlambaar     
Geprikkeld geeft ze van katoen
Opvliegend, licht ontvlambaar
en toch wil ze er niets aan doen

 

 
 
 
De Weense leugen (beeld: Steve Van Den Bosch)

Naar aanleiding van haar negentigste verjaardag bezoek ik Arabelle Kaiser in het rust- en verzorgingstehuis Mayerhof, gelegen in een rustige buitenwijk van Wenen. De directie van het WeensVolksTheater heeft me gevraagd om hun laatst overgebleven ex-werkneemster uitgebreid in de bloemetjes te zetten en haar verhaal op de voorpagina van het WVT-magazine te plaatsen. Zachtjes klop ik op de deur van haar kamer en nog geen tien tellen later staat een frêle dametje in de deuropening. Ze neemt de enorme ruiker witte rozen beleefd in ontvangst, ruikt er even aan en geeft de bloemen door aan de hoofdzuster die ons met een roze kartonnen doos achterna gehold komt. Na een kennismakingsronde van één oogopslag doet Arabelle teken aan de zuster dat de taartdoos open en haar deur toe mag. Het rode lampje van mijn digitale dictatafoon zal anderhalf uur lang non-stop branden. De middag lijkt zich eerst richting ‘gemoedelijke babbel met gebak’ te begeven. Tot ze me na haar eerste stukje taart samenzweerderig dichterbij wenkt. Wat volgt is een verhaal dat ongetwijfeld het tegenovergestelde doet vermoeden, maar toch wil ik hier nadrukkelijk vermelden dat tijdens het afnemen en uitschrijven van dit opmerkelijke interview géén illegale substanties genuttigd werden. Voor alle duidelijkheid: door geen van beide partijen.


WVT – Excuses voor mijn vrijmoedigheid, Frau Kaiser, maar ik zou de waarheid oneer aandoen als ik u niet complementeer met de rijpe schoonheid die u nog uitstraalt, ondanks uw hoogbejaarde leeftijd.

BELLE – Dankjewel, jongen. En noem me maar Belle. Die officiële Ara heeft me mijn lange leven in de weg gezeten.

WVT – Uw beide ouders werkten in het Volkstheater vanaf 1930. Weet u nog precies wanneer u zelf in het Volkstheater begonnen bent?

BELLE – Als u een exact tijdstip verwacht, vrees ik dat u hier nog lang zal zitten. Het theater was mijn thuis, lieve jongeman. Ik ben er opgegroeid, ik kwam en ging wanneer ik wilde. Hm, heerlijke taart! Wij krijgen hier meestal een plakje kartonachtige cake met een toefje slagroom erop. Zelfs taart komt uit een fabriek tegenwoordig. Waar was ik… Oh ja, het theater. Toen ik er zelf nog niet werkte, had ik al een sleutel van de zij-ingang. Terwijl mijn ouders hun handen vol hadden met het ontwikkelen van de decorstukken, dwaalde ik er als tienermeisje rond en verzon mijn eigen toneeltjes (lacht dromerig). Ik kende werkelijk ieder hoekje en kantje.

WVT – Sorry dat ik u onderbreek, maar wilt u misschien nog een stuk taart?

BELLE – Ja, graag. Nogmaals: heerlijke taart! (geheimzinnig) Kent ú de grootste leugen van Wenen?  

WVT – De leugen van Wenen?

BELLE – Ja, heel die affaire met ‘Das Emphangszimmer’. Het was mijn favoriete plekje in het ganse theatergebouw. Niet alleen omdat enkel de poetsvrouwen er heel af en toe kwamen, maar omdat mijn fantasie er naar hartelust kon rondfladderen. Het kleine zaaltje met bruine lambrisering aan de wand, het peperdure visgraatparket en de kolossale meubels met marmeren tablet: als ik mijn ogen sluit, kan ik zelfs het hout nog ruiken. (fel) Het was volledig mijn territorium! (fluisterend) …tot hij kwam. 

WVT – Pardon, Belle, maar wie is ‘hij’?  

(mij compleet negerend slikt ze een hap taart door en vertelt onverstoorbaar verder)   

BELLE - Toen ik wist dat u zou komen, heb ik een moeilijke knoop doorgehakt. Mijn vriendin Ruth is onlangs overleden. Ze was twee dagen jonger dan ik en lag hier drie kamers verder. We waren onafscheidelijk en het was vanwege haar Joodse afkomst dat ik dit geschifte relaas nog nooit aan een levende ziel heb durven vertellen. Het brandde zo vaak op mijn tong, maar de schaamte was te groot. Ik wilde Ruth niet kwijt als beste vriendin, maar nu zij er niet meer is, moet alles er uit. Ik voel me nu al opgelucht dat ik het eindelijk aan iemand kan vertellen. Bovendien mogen zijn nieuwste aanbidders en geestverwanten weten wat voor een triestig figuur hij eigenlijk echt wel was. Vóór ik de details van die weggemoffelde herinneringen vergeet. Of gewoonweg de kans niet meer krijg.

WVT – Die ‘hij’, was dat uw vader misschien?

BELLE – Nee, natuurlijk niet. Zelfs mijn brave vader was niet op de hoogte van wat er zich op drie opeenvolgende maartse maandagavonden in die kamer heeft afgespeeld. Vader en moeder geloofden niets van de vage geruchten en rare verhalen over hem. Het gefluister achter de schermen klonk steeds luider, maar de ware toedracht? Nee, daar had in 1938 echt niemand een flauw benul van. 

WVT – Euh, ik op dit moment eerlijk gezegd ook niet, Belle. Wie is die ‘hij’ toch? En wat heeft die leugen er nu mee te maken? 

BELLE – Het bestuur van Wenen blijft bij de versie dat hij die speciaal voor hem ontworpen ruimte in het theater nooit persoonlijk heeft betreden, maar hij stond daar wel ineens voor mijn neus!

WVT – Wie?

BELLE - ‘Dolf Knevelbal’, zoals ik hem wel eens spottend noemde.

WVT – (overdonderd) Dolf? Adolf? Adolf HITLER?

BELLE – Het was een klein zwart snorretje dat plots boven de houten trapleuning uitstak en straalblauwe ogen die me vanuit diepe oogholten opengesperd observeerden. Minutenlang. Ik schrok wel even, maar zag al snel dat ik van dit menselijk wrak niets te vrezen had. De hele scène was zelfs op het randje van lachwekkend, om eerlijk te zijn. Ik weet ook nog altijd niet hoe hij daar ongezien is binnengeraakt. 

WVT – Maar dat is toch helemaal niet mogelijk, Belle?Bent u heel zeker? Dé Führer?

BELLE – Ik ben heel teleurgesteld dat u me niet onmiddellijk geloofd. Ja, natuurlijk was hij het. Dat hebt u heel goed begrepen. Gepraat hebben we amper, het waren eerder bizarre bevelen van een gedrogeerde pervert.

WVT – Gedrogeerd? Wat nam hij dan? 

BELLE – ‘Panzerschokolade’ natuurlijk! Voor we zijn geknipte spelletjes speelden, diende hij zichzelf telkens een stevige injectie toe.

WVT – ‘Panzerschokolade’?

BELLE – ‘Pervertine’ was ook een naam die ik later opgevangen heb van een soldaat. Een vriend van mijn vader die na de oorlog bij ons heeft gelogeerd. Het zijn amfetamines, jongeman. Zijn persoonlijke lijfarts bezorgde hem het spul. Zijn soldaten zouden het later ook op het slagveld gebruiken om langer te kunnen vechten, maar hij kende het product al iets vroeger. 

WVT – En moest u ook mee gebruiken?

BELLE – Nee, nooit. Hij heeft me nooit aangeraakt. En dan achteraf al de verhalen van die zogezegde minnaressen die stapelgek van hem geworden zijn! Ik geloofde ze wel, maar herkende niet de man die sommige van hen zelfs tot fatale wanhoop dreef. Er moeten ongetwijfeld toch nog andere mensen op de hoogte geweest zijn van zijn rare manieren?

WVT – En wat voor bevelen gaf hij dan?

BELLE - Het kwam altijd op hetzelfde neer: kort na de injectie moest ik hem een knevelbal omdoen. Ik herinner me nog goed hoe ik met de riempjes tekeer ging. Wist ik veel! Vervolgens ging hij poedelnaakt met zijn rug midden op de parketvloer liggen en dan moest ik mij ontlasten.

WVT – Pardon?

BELLE - Kleine én grote boodschappen, recht bovenop zijn gezicht. Het zag er écht niet uit, dat kleine nazi-pikje met die enkele teelbal, maar voor mij was het een zoveelste toneeltje. Het tafereel duurde maximum 10 minuten. Nadat hij zich droogde met een grote handdoek en zich terug in zijn pak hees, verdween hij weer.

WVT – En moest u zich ook uitkleden?

BELLE – Nee, zoals ik al zei, hij heeft me nooit aangeraakt. Of slecht behandeld. Ik moest alleen kijken. Hij vond het fascinerend dat ik niet wegkeek en mijn rol met overtuiging speelde. Hij leek geïntimideerd door mijn vertolking.  

WVT – Ongelofelijk, Belle. Dit is te gewoon echt te gek voor woorden…  

BELLE – De derde en laatste sessie in ‘Das Emphangszimmer’ eindigde bijna fataal. En volgens mij lag de sleutel van de deur naar het einde van de oorlog in dat strontbruine zaaltje. Nog vóór ie goed en wel begonnen was, werd de Tweede Wereldoorlog dààr verloren. 

WVT – Wat bedoelt u?

BELLE - Als hij zijn invasieplannen iets beter zou hebben voorbereid en van de drugs was gebleven, had de rest van Europa er niets tegen kunnen beginnen. Het Duitse volk adoreerde toen iemand die opgesloten zat in zijn eigen gekte. Hij liet zich opzwepen door de massahysterie van een legertje jaknikkers terwijl Duitsland nog geen Plan B had om een oorlog van die omvang te ontketenen. Alles gebeurde té overhaast, onder invloed van zijn verslaving.     

WVT – Bestaan er nog bewijsstukken van die ‘bezoekjes’?

BELLE – Foto’s bedoelt u? Nee, alles gebeurde zonder medeweten van zijn entourage. De metalen knevelbal met lederen riempjes is het enige wat ik nog in mijn bezit heb. Dat attribuut kreeg ik na de laatste sessie, toen hij er bijna in stikte. Het drong pas achteraf tot me door: als ik hem toen niet had geholpen, was er nooit sprake geweest van die ellendige tweede wereldoorlog. Ik had zoveel verdriet en bloedvergieten kunnen voorkomen. (stil) Als ik had geweten wat hij toen nog allemaal van plan was…            

WVT – Mag ik die bewuste knevelbal eens bekijken, Belle?

BELLE – Wacht, ik zal hem even halen. Het zakje met de bal zit in mijn valiesje en nog nooit eerder geopend. Beloof me wel plechtig dat je het lelijke ding ineens meeneemt en dat het niet in de verkeerde handen zal  terechtkomen. Dan ben ik eindelijk van heel die affaire verlost.

WVT – Je hebt mijn erewoord, Belle. Ik zal het aan de juiste mensen bezorgen.

Wanneer Belle terugkeert met een zwart fluwelen zakje, bonkt mijn hart bijna uit mijn pull. Behoedzaam en tergend traag trekt ze de koordjes van het zakje los, en giet de inhoud in haar schoot. Waar een grote zwarte ui tevoorschijn rolt. Ze kijkt me aan met grote ogen vol ongeloof en betrapt me op een kleine grinnik. Op dat moment is Frau Kaiser als een bezetene beginnen gillen, beschuldigde een hele reeks namen die na grondig onderzoek niet meer in leven blijken te zijn en er kwamen ook nog enkele heel vuile scheldwoorden aan te pas. Achteraf kon de politie niet vaststellen of er mogelijk diefstal in het spel zou kunnen zijn. Het verplegend personeel van Mayerhof had niets verdachts opgemerkt, maar ook nog nooit eerder het bewuste zakje gezien.
 
Enkele weken na dit interview kregen wij een brief van het verzorgingstehuis waarin zij ons afschilderen als op sensatie beluste onruststokers. Volgens hen was het onze schuld dat Frau Kaiser sinds het incident geen woord meer gezegd heeft, en dat haar toestand snel verslechterd. Het bedroeft onze ganse redactie, maar wij benadrukken dat wij op geen enkele wijze dit incident veroorzaakt noch uitgelokt hebben. Wat de getuigenis van Frau Kaiser betreft, kunnen wij vermelden dat de juiste deskundigen zullen worden aangewezen. Zij zullen de vloer van Das Emphangszimmer aan een grondig onderzoek onderwerpen om zo alle twijfel weg te nemen. Wordt vervolgd.